zaterdag 25 oktober 2025

Tien jaar EdgeZero

 

EdgeZero Editie 2024

Tien jaar van vurige penstrijd, bloed, zweet, koffie en pixels. Een decennium van de beste Nederlandstalige fantastische verhalen en een selectie die elk jaar weer belooft dat het genre nog springlevend is. Dat is de belofte althans. De werkelijkheid is, zoals altijd, genuanceerder.

Deze jubileumbundel ademt ambitie. Van Tais Tengs barokke kosmos tot Pan Robinsons duistere neovictoriaanse horror; van Luikhovens metafysische experimenten tot Drenths sensueel-morbide verbeelding. De jury heeft duidelijk gekozen voor rijkheid en variatie. Sciencefiction, fantasy en horror lopen hier niet netjes hand in hand; ze botsen, vloeken en kietelen elkaar tot iets wat je met enige welwillendheid een laboratorium van verbeelding kunt noemen.

Er is vakmanschap, soms verbluffend zelfs. Sommige verhalen getuigen van literaire beheersing en structureel raffinement waar menig literaire uitgever jaloers op mag zijn. Maar er is ook de andere kant: de ruis, de overambitie, de verhalen die net te ver willen vliegen en dan smelten in hun eigen zon. Dat hoort bij EdgeZero. Het is geen keurige bloemlezing, maar een veldslag tussen visie en vaardigheid.

Toch is het knap hoe deze bundel de breedte van het genre weet te tonen zonder te vervallen in vrijblijvendheid. De rode draad is menselijkheid, in al haar vreemde, wanhopige, heroïsche gedaanten. Zelfs de verhalen die zich ver buiten de realiteit wagen, raken aan iets herkenbaars, iets dat knaagt of troost.

Als geheel is EdgeZero 2024 een staalkaart van het Nederlandstalige fantastische talent, grillig, oneven, maar vitaal. Een bundel die niet alleen gelezen wil worden, maar ook bevochten. En dat is precies waarom ik ervan hou.

Laten we meteen in het diepe springen, waarom ook niet. Hier mijn mening over de verhalen, op volgorde … en er zijn spoilers, dus ik waarschuw maar vast …

 

Grootadmiraal Isabella komt thuis van de grensoorlogen – Tais Teng
Barokke, satirische space opera waarin grandeur en ironie botsen. Tengs universum fonkelt van ideeën en snedige dialogen; zijn heldin is een icoon, meer concept dan mens. Dat levert schitterende scènes op, maar houdt je emotioneel net op afstand. Het verhaal is een elegante oefening in kosmische spot, met adel, eer en genetica als mikpunt. Soms overheerst pastiche de dramatische kern, toch is het vakwerk onmiskenbaar: inventief, geestig, meedogenloos in zijn glimlach. Bewondering meer dan ontroering, maar wat een show.

De draad kwijt – Pan Robinson
Gotische horror in 1888-Londen: mist, zenuwkwaal, en een afdaling waarin liefde, waanzin en metafysische dreiging samensmelten. Robinson schrijft zintuiglijk en precies; de sfeer schuift van historisch drama naar existentiële gruwel zonder ooit de toon te verliezen. De opbouw is traag maar trefzeker, met een finale die als een koude hand naijlt. Referenties aan Victorian Gothic voelbaar, maar nooit imitatie. Een somber, volwassen meesterstuk dat de bundel meteen gewicht geeft en laat zien hoe stijl en psychologische intensiteit elkaar kunnen versterken.

Bushalte – Alexander Verbeek-van den Toren
Melancholische SF over spijt en identiteit via een vondst die blijft resoneren: de Zelfconventie, waar je je parallelle zelf ontmoet. De toon is teder en beheerst; gesprekken glijden langs gemiste levens en stille verlangens. Conceptueel sterk en emotioneel geloofwaardig, al blijft de uitvoering bewust zacht, bijna voorzichtig. Daardoor mist de tekst net de angel die onvergetelijkheid prikt. Wel een mooi gedoseerde miniatuur: warm, helder, integer, een stilstaan tussen werelden dat meer fluistert dan schreeuwt en nog even natrilt nadat de bus weer vertrekt.

Winterval – Maarten Luikhoven & Mike Jansen
Grimdark van ijs en lichaam: magie als vuil werk, imps als ruwe motoren, overleven als reeks smerige keuzes. De wereldbouw is rauw en coherent; de actie is tastbaar, zonder romantiek. De morele kern is consequent: macht vreet waardigheid, en elke truc heeft een prijs. Afkeer wordt esthetiek, maar functioneel, niet gratuit. Het verhaal laat geen hoop, wél een beklijvend beeld van menselijkheid op nul graden. Een van de hardste, best gecomponeerde stukken in de bundel; wreed, maar overtuigend en memorabel.

Quantumdochter – Erwin Colson Thimister
Multiversum als ethisch mijnenveld: een ouder die moet kiezen tussen werkelijkheden waarin zijn kind anders bestaat. Thimister schrijft helder en beheerst, met juist genoeg theorie om geloofwaardig te blijven. De emotie zit onder het oppervlak, wat bewondering wekt maar de huivering dempt. Toch beklijft de centrale vraag: wat weegt zwaarder, waarheid of liefde, consistentie of troost? Intellectueel rijk, zorgvuldig opgebouwd, misschien te koel voor catharsis, maar precies daardoor verontrustend eerlijk. Poëzie op droge ijsvlakten, waar elke stap knarst.

Het truffelveld – Jan J.B. Kuipers
Folklore-horror die begint als landelijke idylle en eindigt als morele nachtmerrie. Kuipers schrijft zintuiglijk en ritmisch, met aarde, vocht en schimmel als tastbaar decor. Het onheil kruipt traag maar onafwendbaar binnen; hebzucht en cyclus zijn de stille motoren. De afloop is iets te keurig in zijn afwikkeling, maar de reis is meesterlijk: onderhuids, klassiek, onverbiddelijk. Het voelt als een volksverhaal dat je al kende en nu pas begrijpt—waar de grond luistert, en elke oogst zijn prijs opeist.

Wil je wat gezelschap? – Frank Roger
Scheermesdunne satire op de commercialisering van eenzaamheid. In een bar bestel je geen drankje, maar een AR-gezellin die “persoonlijk” blijkt te upsellen: vriendschap als verkoopkanaal. Roger schrijft kaal en trefzeker; het enge is hoe herkenbaar het voelt. De pointe is kil en ambivalent: je drinkt je espresso weer alleen, winst of verlies? Geen bloed, geen schreeuw; alleen frictie, servicevoorwaarden en een glimlach die iets te professioneel is. Subtiel venijn dat je ongemakkelijk laat achterblijven.

Goudvonkend engelenhaar – Sophia Drenth
Zinnelijke dark fantasy over schoonheid, schuld en verraad, geschreven met Drenth’s kenmerkende intensiteit. Haar taal is lichaam: geur, huid, zonde. Beeldspraak is rijk maar doelgericht; niets is loos decor. Het verhaal verleidt en verwondt tegelijk en weigert goedkoop troostend te worden. Het slot is hard, onvermijdelijk, en precies getimed. Een hoogtepunt dat laat zien hoe emotie, gotiek en morele scherpte elkaar kunnen versterken zonder melodrama. Glanzend en rottend in één adem.

De tranen van onze lieve Heer – Maarten Luikhoven & Finn Audenaert
Allegorie tussen bijbels en blasfemisch: een wonder wordt grondstof, geloof wordt markt. De toon balanceert knap tussen sacraal en droog-ironisch; de auteurs moraliseren niet, ze laten zien. Soms wiebelt de focus - satire of mystiek? - maar precies die frictie maakt het intrigerend. Het verhaal vraagt wat er overblijft van heiligheid zodra mensen er winst op kunnen boeken. Antwoord: modder, glans, en een pijnlijk herkenbare logica. Onevenwichtig, maar dapper en prikkelend in zijn onrust.

Vaders dochter, moeders liefde – Jaap Boekestein
Gotische bekentenis in koortsige ik-stem. Anemoon adoreert haar vader, haat de nieuwe bruid, en glijdt naar het dierlijke. De stijl hamert - herhaling, uitroep, ritme - op het randje van melodrama, maar dat past bij de bezeten blik. Hekserij, vampirische macht en erfzonde vervlechten zich zonder ironie; het is geen pastiche, maar een open wond. Iets minder retorische overdaad had dieper gesneden, toch blijft het barok, zinnelijk en duister overtuigend.

Lunch in het gras – Joost Uitdehaag
Idyllische picknick kantelt naar een subtiele simulatiekritiek. De toon is licht, bijna zondagmiddag-achtiger, maar onder het gras trilt onrust: kunstmatige natuur, geprogrammeerde gesprekken, licht op commando. Uitdehaag schrijft helder en ironisch; referenties aan Manets schilderij kleuren de thematiek van blik en begeerte. Geen grote twist, wel een elegante desintegratie die laat voelen hoe “echt” als stijlmiddel kan worden ingezet. Een geslepen miniatuur over authenticiteit die net genoeg rafelt om te blijven hangen.

Dansers beat – Django Mathijsen
Populaire SF met ziel: muziek, tech en expressie smelten samen in een ritmisch verhaal dat leest als een track. Toegankelijk en filmisch, maar met een existentiële onderlaag over vrijheid en controle. Dialogen zijn vlot, emotionele beats landden precies; de afwikkeling is iets te netjes, maar het traject swingt. Mathijsen herinnert dat sciencefiction ook mag grooven - en dat menselijkheid het beste instrument blijft, zelfs in een wereld van algoritmen en metronomen.

De sterren, de eenzaamheid – Edward van Egmond & Paula Sheperd
Stille, heldere SF-elegie: verkenner Joanne, een kristallen lokroep, en boord-AI Rodney die leert rouwen. De taal is koel en precies, de emotie gedoseerd; geen spektakel, wel kosmische weemoed. De omkering, de AI als troostzoeker, de mens als anker, geeft het verhaal menselijkheid zonder sentiment. Het voelt als licht dat op afstand warm blijft: een verhaal over verbinding wanneer niemand meer antwoordt. Subtiel, professioneel, met lange naschok.

Manjit – Ruben De Baerdemaeker
Victoriaanse mind-thriller met steampunkaccent: een mentaliste die gedachten niet leest maar vormt. Wetenschap, kolonialisme en agency botsen in precieze, ironische zinnen. De oorsprong in Lonavala geeft moreel gewicht; het slot is zowel verontrustend als ontroerend. Geen gadgetshow, maar machtsverschuiving in salons, labs en hoofden. De Baerdemaeker durft groot te denken en exact te schrijven. Een parel die intellect en emotie verenigt zonder preek, met een nasmaak van verantwoordelijkheid.

Wolkenzoon – F.P.G. Camerman
Ascetische transhumanistische vertelling: een overleden vader als digitale afdruk, geactiveerd voor nut. Tijd en eenzaamheid worden voelbaar via iteraties en taal; een private codetaal wordt verzet tegen instrumentalisering. Het gruwelijkste moment is administratief - uitzetten als routine - en juist dat snijdt. De zoon blijft wat vlak, maar de morele helderheid en consequente toon maken het ijzingwekkend menselijk. Een moderne spookvertelling die in RAM rondwaart.

De verborgen herinneringen aan Nieuw Versaille – Laura Scheepers & Mike Jansen
Stoom, roet, offers: een verslaafde magiër en een escort dalen af in een fabriek-kathedraal met stoomsoldaten. De wereld is industrieel tastbaar; de ethiek zwart—magie en industrie draaien op bloed. Actie is hard en functioneel; de climax is venijnig en consequent. Herhaling van het m-poedermotief slijt iets, maar het geheel blijft strak, dreigend en memorabel. Heritage van schuld in tandwielen gegoten.

Geestesoproeping – Eddy C. Bertin & Brenda Bertin
Klassieke séance met meta-mes: een rancuneuze auteur blijkt dood en wordt door zijn rivaal opgeroepen als “demon” om postuum te ghostwriten. De structuur—ritueel, verschijning, onthulling, ironische coda—klopt als een klok. Zwarte kaarsen, wierook, koude kamer: zintuiglijk en precies. Lamberts’ tirades rekken iets, maar de wraak via tekst is heerlijk venijnig. Macaber en efficiënt, zonder knipoog: zo krijgt een spookverhaal weer tanden.

De komst van de Achille Lauro – Adriaan van Garde
Van zonnige komedie naar folk horror in één elegante schuif. Twee broers rijden een brochure binnen; een dorp draait op toerisme als offerliturgie. De regels zijn hoffelijk, de verleiding functioneel, de wijn te goed. De klap: het cruiseschip bestaat niet meer, het zonlicht wordt spooklicht. Commentaar op extractie en herinnering zonder te preken. Een verhaal dat glimlach en kilte naadloos mengt.

De plant ziet je wel – Johan Klein Haneveld
Body horror in de voortuin: mimicry als aanval. De klimplant kopieert bladeren (zelfs plastic) en koloniseert intimiteit. Haneveld schrijft onopgesmukt; zinnen sluipen, geen effectenjacht. De buurt wordt onnatuurlijk stil, perfectie wordt alarmsignaal; de payoff is lijfelijk en hard. En passant zegt het veel over blind comfort. Klein minpunt: Hannes neigt naar karikatuur. Maar de slotbeelden kleven als hars. Keurig huis, keiharde horror.

Telecratie – Finn Audenaert
Satire als dossiermontage: een land verkoopt zijn ziel aan één staatszender, geweld als infotainment. Kandidaten en praatpoppen suizen voorbij; de waarheid blijkt een edit. De dubbele onthulling - de terugkeer van de Presidenta en de weggepoetste kogelvlek - maakt pijnlijk duidelijk dat macht montage is. Tirades kunnen rekken, maar de vorm werkt messcherp: autocue-retoriek, off-screen geweld, humor die pijn doet. Een media-hel die al te bekend voelt.

Paradies Verloren – Maarten Luikhoven
Klinische kolonisatiehorror: een bioschip ontketent religie als wapen via avatar Loki. Mythebouw, infiltratie, escalatie - een supply chain van geloof. De biologiserende details geven textuur; Loki’s korte twijfel voegt menselijkheid toe voor de reset toeslaat. Expositie soms netjes uitgespeld, maar passend bij de koele, procedurele toon. Elegant wreed en bitter actueel: beschaving wordt niet gevonden maar ontmanteld, omdat Terranen geen concurrentie dulden.

Onder een hoedje te vangen – Laura Scheepers
Alt-historisch Amsterdam waar forensiek kantelt naar folklore. Ex-rechercheur Quirijn en Theresa jagen op een Alp met Tarnkappe; ritueel als vakwerk (berkenhout, kruiden, citroen). De verschijning is fysiek, niet zweverig, en de climax chirurgisch venijnig. Uitleg aan Jansen rekt iets, maar de timing, toon en ambacht zijn voorbeeldig. Titel als dubbele bodem: dader én methode onder één hoedje.

De wondere wereld van onze bijen – Charles van Wettum
Technologische hoogmoed krijgt ecologische tanden. Digibijen evolueren naar nachtelijke “houtbijen” die 80% uit geprinte pulp bestaan en hun grondstof uit bomen halen. De didactische opbouw werkt: veldcollege, hiërarchie, kantelende biotoop. De payoff is lijfelijk - kolonisatie via keel en oor - en laat zien hoe kennis geen controle biedt, eerder versnelt. Karikatuur dreigt bij enkele professoren, maar het geheel is koel, consequent en grimmig plausibel.

Van der Decken Redux – Eowen Valk & Mike Jansen
Steampunk-spookschip dat heritage-toerisme fileert. Hedendaagse scènes worden doorboord met logboeken; mechaniek krijgt eigen wil. Hoogtepunten: raderen die draaien zonder motor, een vuurduel dat passagiers uit hun tijd scheurt. De atmosfeer is dik als stoom; uitleg in logboeken rekt soms, maar de set-pieces zijn raak. Conclusie: je lakt het verleden niet, het lakt jou. Elegante onheilsmachine.

Tussen Zegen en Vloek – Edward van Egmond
Krijgskunst-parabel: via Helas Mantra schuift een tweede werkelijkheid open, waar goed doen je zichtbaarder maakt voor vijanden. De leerling redt een man en wint een daimon als aartsvijand; meester Dassai sterft stoïcijns in duel met de Dover, het meesterschap overdragend. Sober jargon, heldere moraal: zegen = vloek. Uitleg mocht soms mysterieuzer, maar het geheel blijft elegant en moreel scherp.

Hart en ziel – Luc Geeraert
Rouw als huishouden: een verdwenen jongen wordt “ornament” op een huisschrijn. De toon is spaarzaam, het effect groot. Dialogen over opruimen snijden omdat ze banaal zijn; beheer vervangt beven. Het slot, verbranden i.p.v. archiveren, treft teder en hard tegelijk. Eén vage dreigingshint blijft schetsmatig, maar als anatomie van vasthouden en loslaten is dit stil, raak en onuitwisbaar.

De grootschalige omzetting… – Mike Jansen
Faux-academische paper in kaderverhaal: je leest zowel de scène (archief, onderzoeker) als zijn rapport. De toon is droog en precies, met helder gemarkeerde aannames; mediavlagen (Big Brother Sagittarius) maken het een echt dossier. Science: imperfecte singulariteits-drive laat “monomoleculair” spul en straling achter; generatieschade volgt. Thema: kolonisatie- en vooruitgangsmythes ontleed als machtssystemen. Soms te uitleggerig, maar passend bij de vorm. Speels én venijnig experimenteel.

 

Tien jaar EdgeZero, tien jaar bewijs dat het Nederlandstalige fantastische verhaal niet dood is maar bij voorkeur onder je bed slaapt. Deze jubileumbundel is geen keurige bloemlezing; het is een georkestreerde botsing. Sciencefiction die kil en klinisch kan zijn (Paradies Verloren, Wolkenzoon), fantasy die bloed en modder serveert (Winterval, Tussen Zegen en Vloek), horror die stil op je schouder ademt (De plant ziet je wel, Geestesoproeping). Daartussen: vormspel en satire met tanden (Telecratie, “de grootschalige omzetting…”), en alt-historische verhalen die folklore in forensiek klemmen (Onder een hoedje te vangen).

De top van de bundel is vakwerk: sterke stemmen, duidelijke keuzes, riskante ideeën netjes uitgevoerd. Hier durft men morele messen te slijpen en technologische dromen te ontleden. Zwaktes zijn er ook: af en toe te veel uitleg waar het mysterie het werk had mogen doen; hier en daar een karikatuur dat mens had moeten zijn; een motief dat één keer te vaak wordt herhaald. Maar zelfs de mindere stukken verraden ambitie en ambacht en dat is in dit veld zeldzamer dan men denkt. Als staalkaart is EdgeZero 2024 oneven, maar vitaal: een bundel die je niet “uit” hebt wanneer je de laatste bladzijde omslaat. Hij blijft nagonzen in morele vragen, in beelden, in zinnen die net te strak zitten om comfortabel te zijn. Must-reads? Winterval, Manjit, Onder een hoedje te vangen, De plant ziet je wel, Paradies Verloren.

Eindoordeel: geen safe-mode jubileum, maar een rauw, rijk spectrum. De verbeelding leeft.

 

Petra Swaelmans,
Horror recensente en Wednesday-lookalike

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Onwereldse Sprookjes

Onwereldse Sprookjes is zo’n bundel die je niet simpelweg openslaat, maar waar je voor moet gaan zitten alsof je een oud sprookjesboek op z...

Meest bezoch