Tien jaar van vurige penstrijd, bloed, zweet, koffie en pixels. Een
decennium van de beste Nederlandstalige fantastische verhalen en een selectie
die elk jaar weer belooft dat het genre nog springlevend is. Dat is de belofte
althans. De werkelijkheid is, zoals altijd, genuanceerder.
Deze
jubileumbundel ademt ambitie. Van Tais Tengs barokke kosmos tot Pan Robinsons
duistere neovictoriaanse horror; van Luikhovens metafysische experimenten tot
Drenths sensueel-morbide verbeelding. De jury heeft duidelijk gekozen voor
rijkheid en variatie. Sciencefiction, fantasy en horror lopen hier niet netjes
hand in hand; ze botsen, vloeken en kietelen elkaar tot iets wat je met enige
welwillendheid een laboratorium van verbeelding kunt noemen.
Er is
vakmanschap, soms verbluffend zelfs. Sommige verhalen getuigen van literaire
beheersing en structureel raffinement waar menig literaire uitgever jaloers op
mag zijn. Maar er is ook de andere kant: de ruis, de overambitie, de verhalen
die net te ver willen vliegen en dan smelten in hun eigen zon. Dat hoort bij
EdgeZero. Het is geen keurige bloemlezing, maar een veldslag tussen visie en
vaardigheid.
Toch is het knap
hoe deze bundel de breedte van het genre weet te tonen zonder te vervallen in
vrijblijvendheid. De rode draad is menselijkheid, in al haar vreemde,
wanhopige, heroïsche gedaanten. Zelfs de verhalen die zich ver buiten de
realiteit wagen, raken aan iets herkenbaars, iets dat knaagt of troost.
Als geheel is EdgeZero
2024 een staalkaart van het Nederlandstalige fantastische talent, grillig,
oneven, maar vitaal. Een bundel die niet alleen gelezen wil worden, maar ook
bevochten. En dat is precies waarom ik ervan hou.
Laten we meteen
in het diepe springen, waarom ook niet. Hier mijn mening over de verhalen, op
volgorde … en er zijn spoilers, dus ik waarschuw maar vast …
Grootadmiraal
Isabella komt thuis van de grensoorlogen – Tais Teng
Barokke, satirische space
opera waarin grandeur en ironie botsen. Tengs universum fonkelt van ideeën en
snedige dialogen; zijn heldin is een icoon, meer concept dan mens. Dat levert
schitterende scènes op, maar houdt je emotioneel net op afstand. Het verhaal is
een elegante oefening in kosmische spot, met adel, eer en genetica als mikpunt.
Soms overheerst pastiche de dramatische kern, toch is het vakwerk onmiskenbaar:
inventief, geestig, meedogenloos in zijn glimlach. Bewondering meer dan
ontroering, maar wat een show.
De draad kwijt
– Pan Robinson
Gotische horror in
1888-Londen: mist, zenuwkwaal, en een afdaling waarin liefde, waanzin en
metafysische dreiging samensmelten. Robinson schrijft zintuiglijk en precies;
de sfeer schuift van historisch drama naar existentiële gruwel zonder ooit de
toon te verliezen. De opbouw is traag maar trefzeker, met een finale die als
een koude hand naijlt. Referenties aan Victorian Gothic voelbaar, maar nooit
imitatie. Een somber, volwassen meesterstuk dat de bundel meteen gewicht geeft
en laat zien hoe stijl en psychologische intensiteit elkaar kunnen versterken.
Bushalte –
Alexander Verbeek-van den Toren
Melancholische SF over
spijt en identiteit via een vondst die blijft resoneren: de Zelfconventie, waar
je je parallelle zelf ontmoet. De toon is teder en beheerst; gesprekken glijden
langs gemiste levens en stille verlangens. Conceptueel sterk en emotioneel
geloofwaardig, al blijft de uitvoering bewust zacht, bijna voorzichtig.
Daardoor mist de tekst net de angel die onvergetelijkheid prikt. Wel een mooi
gedoseerde miniatuur: warm, helder, integer, een stilstaan tussen werelden dat
meer fluistert dan schreeuwt en nog even natrilt nadat de bus weer vertrekt.
Winterval –
Maarten Luikhoven & Mike Jansen
Grimdark van ijs en
lichaam: magie als vuil werk, imps als ruwe motoren, overleven als reeks
smerige keuzes. De wereldbouw is rauw en coherent; de actie is tastbaar, zonder
romantiek. De morele kern is consequent: macht vreet waardigheid, en elke truc
heeft een prijs. Afkeer wordt esthetiek, maar functioneel, niet gratuit. Het
verhaal laat geen hoop, wél een beklijvend beeld van menselijkheid op nul
graden. Een van de hardste, best gecomponeerde stukken in de bundel; wreed,
maar overtuigend en memorabel.
Quantumdochter
– Erwin Colson Thimister
Multiversum als ethisch
mijnenveld: een ouder die moet kiezen tussen werkelijkheden waarin zijn kind
anders bestaat. Thimister schrijft helder en beheerst, met juist genoeg theorie
om geloofwaardig te blijven. De emotie zit onder het oppervlak, wat bewondering
wekt maar de huivering dempt. Toch beklijft de centrale vraag: wat weegt
zwaarder, waarheid of liefde, consistentie of troost? Intellectueel rijk,
zorgvuldig opgebouwd, misschien te koel voor catharsis, maar precies daardoor
verontrustend eerlijk. Poëzie op droge ijsvlakten, waar elke stap knarst.
Het
truffelveld – Jan J.B. Kuipers
Folklore-horror die
begint als landelijke idylle en eindigt als morele nachtmerrie. Kuipers
schrijft zintuiglijk en ritmisch, met aarde, vocht en schimmel als tastbaar
decor. Het onheil kruipt traag maar onafwendbaar binnen; hebzucht en cyclus
zijn de stille motoren. De afloop is iets te keurig in zijn afwikkeling, maar
de reis is meesterlijk: onderhuids, klassiek, onverbiddelijk. Het voelt als een
volksverhaal dat je al kende en nu pas begrijpt—waar de grond luistert, en elke
oogst zijn prijs opeist.
Wil je wat
gezelschap? – Frank Roger
Scheermesdunne satire op
de commercialisering van eenzaamheid. In een bar bestel je geen drankje, maar
een AR-gezellin die “persoonlijk” blijkt te upsellen: vriendschap als
verkoopkanaal. Roger schrijft kaal en trefzeker; het enge is hoe herkenbaar het
voelt. De pointe is kil en ambivalent: je drinkt je espresso weer alleen, winst
of verlies? Geen bloed, geen schreeuw; alleen frictie, servicevoorwaarden en
een glimlach die iets te professioneel is. Subtiel venijn dat je ongemakkelijk
laat achterblijven.
Goudvonkend
engelenhaar – Sophia Drenth
Zinnelijke dark fantasy
over schoonheid, schuld en verraad, geschreven met Drenth’s kenmerkende
intensiteit. Haar taal is lichaam: geur, huid, zonde. Beeldspraak is rijk maar
doelgericht; niets is loos decor. Het verhaal verleidt en verwondt tegelijk en weigert
goedkoop troostend te worden. Het slot is hard, onvermijdelijk, en precies
getimed. Een hoogtepunt dat laat zien hoe emotie, gotiek en morele scherpte
elkaar kunnen versterken zonder melodrama. Glanzend en rottend in één adem.
De tranen van
onze lieve Heer – Maarten Luikhoven & Finn Audenaert
Allegorie tussen bijbels
en blasfemisch: een wonder wordt grondstof, geloof wordt markt. De toon
balanceert knap tussen sacraal en droog-ironisch; de auteurs moraliseren niet,
ze laten zien. Soms wiebelt de focus - satire of mystiek? - maar precies die frictie
maakt het intrigerend. Het verhaal vraagt wat er overblijft van heiligheid
zodra mensen er winst op kunnen boeken. Antwoord: modder, glans, en een
pijnlijk herkenbare logica. Onevenwichtig, maar dapper en prikkelend in zijn
onrust.
Vaders
dochter, moeders liefde – Jaap Boekestein
Gotische bekentenis in
koortsige ik-stem. Anemoon adoreert haar vader, haat de nieuwe bruid, en glijdt
naar het dierlijke. De stijl hamert - herhaling, uitroep, ritme - op het randje van
melodrama, maar dat past bij de bezeten blik. Hekserij, vampirische macht en
erfzonde vervlechten zich zonder ironie; het is geen pastiche, maar een open
wond. Iets minder retorische overdaad had dieper gesneden, toch blijft het
barok, zinnelijk en duister overtuigend.
Lunch in het
gras – Joost Uitdehaag
Idyllische picknick
kantelt naar een subtiele simulatiekritiek. De toon is licht, bijna
zondagmiddag-achtiger, maar onder het gras trilt onrust: kunstmatige natuur,
geprogrammeerde gesprekken, licht op commando. Uitdehaag schrijft helder en
ironisch; referenties aan Manets schilderij kleuren de thematiek van blik en
begeerte. Geen grote twist, wel een elegante desintegratie die laat voelen hoe
“echt” als stijlmiddel kan worden ingezet. Een geslepen miniatuur over authenticiteit
die net genoeg rafelt om te blijven hangen.
Dansers beat –
Django Mathijsen
Populaire SF met ziel:
muziek, tech en expressie smelten samen in een ritmisch verhaal dat leest als
een track. Toegankelijk en filmisch, maar met een existentiële onderlaag over
vrijheid en controle. Dialogen zijn vlot, emotionele beats landden precies; de
afwikkeling is iets te netjes, maar het traject swingt. Mathijsen herinnert dat
sciencefiction ook mag grooven - en dat menselijkheid het beste instrument
blijft, zelfs in een wereld van algoritmen en metronomen.
De sterren, de
eenzaamheid – Edward van Egmond & Paula Sheperd
Stille, heldere
SF-elegie: verkenner Joanne, een kristallen lokroep, en boord-AI Rodney die
leert rouwen. De taal is koel en precies, de emotie gedoseerd; geen spektakel,
wel kosmische weemoed. De omkering, de AI als troostzoeker, de mens als anker, geeft
het verhaal menselijkheid zonder sentiment. Het voelt als licht dat op afstand
warm blijft: een verhaal over verbinding wanneer niemand meer antwoordt. Subtiel,
professioneel, met lange naschok.
Manjit – Ruben
De Baerdemaeker
Victoriaanse
mind-thriller met steampunkaccent: een mentaliste die gedachten niet leest maar
vormt. Wetenschap, kolonialisme en agency botsen in precieze, ironische zinnen.
De oorsprong in Lonavala geeft moreel gewicht; het slot is zowel verontrustend
als ontroerend. Geen gadgetshow, maar machtsverschuiving in salons, labs en
hoofden. De Baerdemaeker durft groot te denken en exact te schrijven. Een parel
die intellect en emotie verenigt zonder preek, met een nasmaak van verantwoordelijkheid.
Wolkenzoon –
F.P.G. Camerman
Ascetische
transhumanistische vertelling: een overleden vader als digitale afdruk,
geactiveerd voor nut. Tijd en eenzaamheid worden voelbaar via iteraties en
taal; een private codetaal wordt verzet tegen instrumentalisering. Het
gruwelijkste moment is administratief - uitzetten als routine - en juist dat
snijdt. De zoon blijft wat vlak, maar de morele helderheid en consequente toon
maken het ijzingwekkend menselijk. Een moderne spookvertelling die in RAM
rondwaart.
De verborgen
herinneringen aan Nieuw Versaille – Laura Scheepers & Mike Jansen
Stoom, roet, offers: een
verslaafde magiër en een escort dalen af in een fabriek-kathedraal met
stoomsoldaten. De wereld is industrieel tastbaar; de ethiek zwart—magie en
industrie draaien op bloed. Actie is hard en functioneel; de climax is venijnig
en consequent. Herhaling van het m-poedermotief slijt iets, maar het geheel
blijft strak, dreigend en memorabel. Heritage van schuld in tandwielen gegoten.
Geestesoproeping
– Eddy C. Bertin & Brenda Bertin
Klassieke séance met
meta-mes: een rancuneuze auteur blijkt dood en wordt door zijn rivaal
opgeroepen als “demon” om postuum te ghostwriten. De structuur—ritueel,
verschijning, onthulling, ironische coda—klopt als een klok. Zwarte kaarsen,
wierook, koude kamer: zintuiglijk en precies. Lamberts’ tirades rekken iets,
maar de wraak via tekst is heerlijk venijnig. Macaber en efficiënt, zonder
knipoog: zo krijgt een spookverhaal weer tanden.
De komst van
de Achille Lauro – Adriaan van Garde
Van zonnige komedie naar
folk horror in één elegante schuif. Twee broers rijden een brochure binnen; een
dorp draait op toerisme als offerliturgie. De regels zijn hoffelijk, de
verleiding functioneel, de wijn te goed. De klap: het cruiseschip bestaat niet
meer, het zonlicht wordt spooklicht. Commentaar op extractie en herinnering
zonder te preken. Een verhaal dat glimlach en kilte naadloos mengt.
De plant ziet
je wel – Johan Klein Haneveld
Body horror in de
voortuin: mimicry als aanval. De klimplant kopieert bladeren (zelfs plastic) en
koloniseert intimiteit. Haneveld schrijft onopgesmukt; zinnen sluipen, geen
effectenjacht. De buurt wordt onnatuurlijk stil, perfectie wordt alarmsignaal;
de payoff is lijfelijk en hard. En passant zegt het veel over blind comfort.
Klein minpunt: Hannes neigt naar karikatuur. Maar de slotbeelden kleven als
hars. Keurig huis, keiharde horror.
Telecratie –
Finn Audenaert
Satire als
dossiermontage: een land verkoopt zijn ziel aan één staatszender, geweld als
infotainment. Kandidaten en praatpoppen suizen voorbij; de waarheid blijkt een
edit. De dubbele onthulling - de terugkeer van de Presidenta en de weggepoetste
kogelvlek - maakt pijnlijk duidelijk dat macht montage is. Tirades kunnen rekken,
maar de vorm werkt messcherp: autocue-retoriek, off-screen geweld, humor die
pijn doet. Een media-hel die al te bekend voelt.
Paradies
Verloren – Maarten Luikhoven
Klinische
kolonisatiehorror: een bioschip ontketent religie als wapen via avatar
Loki. Mythebouw, infiltratie, escalatie - een supply chain van geloof. De
biologiserende details geven textuur; Loki’s korte twijfel voegt menselijkheid
toe voor de reset toeslaat. Expositie soms netjes uitgespeld, maar passend bij
de koele, procedurele toon. Elegant wreed en bitter actueel: beschaving wordt
niet gevonden maar ontmanteld, omdat Terranen geen concurrentie dulden.
Onder een
hoedje te vangen – Laura Scheepers
Alt-historisch Amsterdam
waar forensiek kantelt naar folklore. Ex-rechercheur Quirijn en Theresa jagen
op een Alp met Tarnkappe; ritueel als vakwerk (berkenhout, kruiden, citroen).
De verschijning is fysiek, niet zweverig, en de climax chirurgisch venijnig.
Uitleg aan Jansen rekt iets, maar de timing, toon en ambacht zijn voorbeeldig.
Titel als dubbele bodem: dader én methode onder één hoedje.
De wondere
wereld van onze bijen – Charles van Wettum
Technologische hoogmoed
krijgt ecologische tanden. Digibijen evolueren naar nachtelijke “houtbijen” die
80% uit geprinte pulp bestaan en hun grondstof uit bomen halen. De didactische
opbouw werkt: veldcollege, hiërarchie, kantelende biotoop. De payoff is
lijfelijk - kolonisatie via keel en oor - en laat zien hoe kennis geen controle
biedt, eerder versnelt. Karikatuur dreigt bij enkele professoren, maar het
geheel is koel, consequent en grimmig plausibel.
Van der Decken
Redux – Eowen Valk & Mike Jansen
Steampunk-spookschip dat
heritage-toerisme fileert. Hedendaagse scènes worden doorboord met logboeken;
mechaniek krijgt eigen wil. Hoogtepunten: raderen die draaien zonder motor, een
vuurduel dat passagiers uit hun tijd scheurt. De atmosfeer is dik als stoom;
uitleg in logboeken rekt soms, maar de set-pieces zijn raak. Conclusie: je lakt
het verleden niet, het lakt jou. Elegante onheilsmachine.
Tussen Zegen
en Vloek – Edward van Egmond
Krijgskunst-parabel: via
Helas Mantra schuift een tweede werkelijkheid open, waar goed doen je
zichtbaarder maakt voor vijanden. De leerling redt een man en wint een daimon
als aartsvijand; meester Dassai sterft stoïcijns in duel met de Dover, het
meesterschap overdragend. Sober jargon, heldere moraal: zegen = vloek. Uitleg
mocht soms mysterieuzer, maar het geheel blijft elegant en moreel scherp.
Hart en ziel –
Luc Geeraert
Rouw als huishouden: een
verdwenen jongen wordt “ornament” op een huisschrijn. De toon is spaarzaam, het
effect groot. Dialogen over opruimen snijden omdat ze banaal zijn; beheer
vervangt beven. Het slot, verbranden i.p.v. archiveren, treft teder en hard tegelijk.
Eén vage dreigingshint blijft schetsmatig, maar als anatomie van vasthouden en
loslaten is dit stil, raak en onuitwisbaar.
De
grootschalige omzetting… – Mike Jansen
Faux-academische paper in
kaderverhaal: je leest zowel de scène (archief, onderzoeker) als zijn rapport.
De toon is droog en precies, met helder gemarkeerde aannames; mediavlagen (Big
Brother Sagittarius) maken het een echt dossier. Science: imperfecte singulariteits-drive
laat “monomoleculair” spul en straling achter; generatieschade volgt. Thema:
kolonisatie- en vooruitgangsmythes ontleed als machtssystemen. Soms te
uitleggerig, maar passend bij de vorm. Speels én venijnig experimenteel.
Tien jaar EdgeZero,
tien jaar bewijs dat het Nederlandstalige fantastische verhaal niet dood is
maar bij voorkeur onder je bed slaapt. Deze jubileumbundel is geen keurige
bloemlezing; het is een georkestreerde botsing. Sciencefiction die kil en
klinisch kan zijn (Paradies Verloren, Wolkenzoon), fantasy die
bloed en modder serveert (Winterval, Tussen Zegen en Vloek),
horror die stil op je schouder ademt (De plant ziet je wel, Geestesoproeping).
Daartussen: vormspel en satire met tanden (Telecratie, “de grootschalige
omzetting…”), en alt-historische verhalen die folklore in forensiek klemmen (Onder
een hoedje te vangen).
De top van de
bundel is vakwerk: sterke stemmen, duidelijke keuzes, riskante ideeën netjes
uitgevoerd. Hier durft men morele messen te slijpen en technologische dromen te
ontleden. Zwaktes zijn er ook: af en toe te veel uitleg waar het mysterie het
werk had mogen doen; hier en daar een karikatuur dat mens had moeten zijn; een
motief dat één keer te vaak wordt herhaald. Maar zelfs de mindere stukken
verraden ambitie en ambacht en dat is in dit veld zeldzamer dan men denkt. Als
staalkaart is EdgeZero 2024 oneven, maar vitaal: een bundel die je niet
“uit” hebt wanneer je de laatste bladzijde omslaat. Hij blijft nagonzen in
morele vragen, in beelden, in zinnen die net te strak zitten om comfortabel te
zijn. Must-reads? Winterval, Manjit, Onder een hoedje te
vangen, De plant ziet je wel, Paradies Verloren.
Eindoordeel: geen
safe-mode jubileum, maar een rauw, rijk spectrum. De verbeelding leeft.
Petra
Swaelmans,
Horror recensente en Wednesday-lookalike
Geen opmerkingen:
Een reactie posten