‘De droomwereld van Kadath’
Nostalgische terugblik op een vergeten nachtmerrie
Er zijn van die werken die je als lezer niet zomaar uitkiest (ja, ik was op vakantie, ja ik had leesvoer nodig), maar die je overkomen. De droomwereld van Kadath, een lang droomverhaal van Howard Phillips Lovecraft, is zo’n werk. Het is geen roman, geen novelle, zelfs geen klassieke vertelling in de gebruikelijke zin. Het is een reis. Een afdaling. Een trance. En voor wie gevoelig is voor het klamme van de kosmos, een herinnering aan hoe verhalen ooit geschreven werden: barok, labyrintisch, meanderend als een nachtmerrie zonder begin of einde.Wat opvalt is de onaangepaste, haast kinderlijk verwonderde verteltoon, waartegen de horror en ontzagwekkende grootheid van de droomkosmos des te grimmiger afsteken. Randolph Carter - Lovecrafts alter ego - dwaalt door werelden die evenzeer sprookjesachtig als existentiëel beangstigend zijn. De tekst is doordrenkt van nostalgie: naar de jeugd, naar verloren werelden, naar een logica die slechts in dromen geldt.
Maar laat ik eerlijk zijn: dit is geen toegankelijk boek. Wie Kadath binnentreedt, moet zich overgeven aan Lovecrafts archaïsche taal, zijn eindeloze opsommingen, zijn volstrekt ontbreken van plotspanning. Toch - of juist daarom - is het een sleuteltekst voor wie de literaire mythos van Lovecraft wil begrijpen. En een wonderlijke herinnering aan hoe ver de verbeelding reiken kan, als je haar niet temt, maar haar vrij laat razen.
Wat ik ervan vond:
Lovecrafts De droomwereld van Kadath is geen verhaal in de traditionele zin van het woord. Het is een taaie, stugge kristallisatie van een droom, geschreven door een man die zijn angsten, verlangens en filosofieën in een nachtmerrieachtige wereld goot, waar logica buigt voor het onderbewuste. In dit prozagedicht van kosmische proporties volgen we Randolph Carter, het vertrouwde alter ego van Lovecraft, op een queeste naar de mythische stad Kadath, waar hij hoopt het raadsel van zijn droomgeluk te ontsluieren. Maar Kadath blijft ongrijpbaar, net als het geluk zelf, en dat is geen toeval.
Dit werk is een hoogmis van de droomliteratuur, maar ook een oefening in literaire endurance. Lovecraft schuwt elk houvast dat de moderne lezer zou kunnen verwachten: er is nauwelijks dialoog, geen ontwikkeling in karakter of moraal, en de enige ‘actie’ is een eindeloze reeks ontmoetingen met bizarre volkeren, antieke godheden en onnavolgbare landschappen. Alles is vaag, alles is weids, alles is vreemd en juist daar, in dat absolute afstand nemen van de realiteit, schuilt de duistere kracht van deze tekst.
Wat Lovecraft hier doet, is de droom als vorm serieus nemen. Hij maakt geen gebruik van de droom als excuus voor onlogische gebeurtenissen, maar zet de droomstructuur centraal: een continu verschuivend landschap, waarin plaats, tijd en identiteit geen vaste waarden meer zijn. Zo lezen we over de maanbeesten, de nachtelijke katheden van Ulthar, de ondergrondse stad van de ghûls, en Nyarlathotep in de gedaante van een farao, fragmenten die aanvoelen als visioenen eerder dan als onderdelen van een coherent narratief. En toch is er een onderliggende lijn: de onbereikbaarheid van wat verlangd wordt. De zoektocht naar Kadath wordt de zoektocht naar iets dat niet gevonden mág worden, op straffe van zelfverlies.
Petra’s kritische noot? De tekst is log, herhalend en lijdt aan overmatige adjectivitis. Zinnen kronkelen als archaïsche klimop over halfvergane zinnen, het ritme sleept zich voort als een nachtmerrie die je niet kunt verlaten. Maar dat ís precies wat Lovecraft hier beoogt. Hij laat je verdwalen. Hij biedt geen catharsis. Zelfs Carters terugkeer naar het wakkere leven voelt niet als een bevrijding, maar als een terugval in het banale, het vergetene. En dat maakt deze droomwereld zo huiveringwekkend krachtig.
De droomwereld van Kadath is geen boek dat je leest voor het plot, de actie of het personage. Het is een boek dat je ondergaat, als een ritueel, een gevaarlijk ritueel. Want wie te lang in deze wereld blijft, loopt het risico zijn eigen Kadath te gaan zoeken. En daar zijn mensen aan verloren gegaan.
Petra’s advies: lees dit boek niet als ontspanning, maar als confrontatie. Met Lovecraft. En met jezelf.
---
Na het herlezen van De droomwereld van Kadath voel ik mij vreemd ontheemd, alsof ik een landschap heb doorkruist dat tegelijk droom en herinnering is. Lovecraft laat geen veilige grond onder de voeten. Zijn mythos is geen decor, maar een wereldbeeld: koud, onverschillig, ondoorgrondelijk. En hoe archaïsch zijn stijl ook moge zijn, de essentie van wat hij blootlegt, de onmacht van de mens tegenover een oneindig en onverschillig universum, is tijdloos.
Deze terugblik heeft me aan het denken gezet. Niet alleen over Lovecraft, maar over zijn nazindering. Hoeveel hedendaagse schrijvers, ook in ons taalgebied, hebben zich laten meevoeren door de fluisteringen van de Mythos? Wie durfde het aan om de kleur uit de ruimte, het onnoembare, het onuitspreekbare, in het Nederlands te gieten?
Ik overweeg, met enige huiver en veel nieuwsgierigheid, dieper te duiken. Niet alleen in Lovecrafts werk, waarvan ik The Shadow Out of Time, The Whisperer in Darkness en The Case of Charles Dexter Ward opnieuw op mijn nachtkastje leg, maar ook in de Nederlandstalige echo’s van zijn kosmische terreur. Bestaan er bij ons verhalen waarin de Mythos niet enkel wordt nagebootst, maar ook doorontwikkeld, gehervormd, of heimelijk verheerlijkt?
De komende maanden zal ik zoeken, lezen, schiften. Niet uit nostalgie alleen, maar omdat ik geloof dat de Mythos, wanneer hij met literaire ernst wordt benaderd, ook in het Nederlands bestaansrecht heeft. En misschien… misschien kruipt het onzegbare dan ook in onze eigen taal, op onze eigen pagina’s, en huist het straks onder onze bedden.
Wie weet.
Wie durft.
Petra Swaelmans,
Horror recensente, Mythos afficionado, Wednesday-lookalike
Geen opmerkingen:
Een reactie posten