donderdag 25 september 2025

Vreemde Steden, Bijzondere Oorden - The Sequel

Wie Vreemde Steden, Bijzondere Oorden I heeft gelezen, zal in dit tweede deel veel herkenning vinden, al is het maar vanwege de aansluitende kaften, en tegelijk merken dat de bundel een paar duidelijke verschuivingen maakt. Deel I was een ontdekkingsreis: een caleidoscoop van nieuwe stemmen en vertrouwde namen die het thema vooral gebruikten om originele settings te schetsen. Het voelde soms nog als een verkenningstocht: veel sfeer, soms schetsmatig, vaak nieuwsgierig experimenterend.


Deel II is zelfverzekerder en breder van toon. De redactie durft langere cycli en samenhangende stadportretten te brengen (zoals Diastima of Orsenna), waar deel I vaker losse, kortere schetsen bood. De kwaliteit van de wereldbouw is gemiddeld hoger: meer auteurs nemen de tijd om hun stad een geschiedenis, economie en sociale structuur te geven in plaats van enkel een exotisch decor. Toch heeft deel I iets dat hier soms ontbreekt: een rauwe frisheid, het gevoel dat auteurs het thema voor het eerst aftasten en onverwachte hoeken opzoeken. In dit tweede deel zie je vaker vakmanschap en herhaling van bekende registers, professioneel, maar minder verrassend.

Sterker dan in I is hier de variatie in toon: harde SF naast gotische fabels, melancholieke reisverhalen naast spitse satires. De gevestigde namen drukken hun stempel, soms tot het voorspelbare af, terwijl nieuwe stemmen wat minder verrassen dan destijds. Maar als geheel is deel II ambitieuzer en consistenter; wie deel I waardeerde om de sprankelende diversiteit, zal hier vooral genieten van het rijpere vakmanschap en de beter uitgewerkte vreemde steden.

En wat vond ik uiteindelijk van dit tweede deel? Laten we er een reisje aan wagen.

 

Het zwarte meer (Johan Klein Haneveld)

Klein Haneveld opent de bundel met een cyclus die meteen de toon zet: het zwarte meer is lokmiddel en valkuil, een plek die verlangens spiegelt en genadeloos teruggeeft. Slim is de keuze om de stad rond het meer te tonen in losse verhalen; zo krijgen we telkens een ander perspectief, van vakantiegangers tot vissers en opportunisten.

De schrijver excelleert in sfeer: pijnboombossen, de obsidiaanzwarte vlakte die licht opslokt, het toeristische stadje dat tegelijk banaal en dreigend voelt. Vakantie en Goede vangst ademen subtiele spanning; Beste vrienden en Hun verdiende loon draaien verlangens venijnig om. De toon blijft melancholiek en wrang.

Zwak is de herhaling: vaak dezelfde structuur — nieuwsgierige buitenstaander ontmoet raadselachtige kracht. Het meer blijft mysterieus maar statisch; wie op nieuwe onthullingen hoopt, krijgt variaties op hetzelfde motief.

Als opening sterk en thematisch zuiver: degelijk geschreven, sfeervol en programmatisch, maar meer variatie in toon en risico’s had het memorabeler gemaakt.

 

Diastima (Django Mathijsen & Anaïd Haen)

Met Diastima verplaatsen Mathijsen en Haen ons van het mysterieuze meer naar een bruisende ruimtestad vol dokken, corridors en moreel grijze figuren. Waar Klein Haneveld introspectief blijft, ademt dit pure space opera: piraten, verstekelingen en reparatiewerven in een rommelige, levendige kosmos.

Het openingsverhaal Breedheler253247’s vlucht is raak: een jonge verstekeling zoekt vrijheid in een universum dat vrouwen hun eicellen afpakt, maatschappijkritisch én avontuurlijk. Dialogen zijn vlot, de setting heeft die Firefly-achtige lived-in sfeer met eigentijdse thema’s.

Niet alles overtuigt: meerdere verhalen herhalen het patroon van sabotage en achtervolging in nauwe gangen. De stad voelt soms meer decor dan doorleefde cultuur.

Toch blijft dit vermaak met hart: energiek, toegankelijk, met menselijke drijfveren. Minder subtiel dan Klein Haneveld, maar levendiger en eigentijdser, een sterke tweede zet die de bundel opentrekt naar interstellaire vrijhavens.

 

De mistlanden van de equinox (Jaap Boekestein & Tais Teng)

Na de strakke eenheid van het Zwarte Meer en de pulpenergie van Diastima duiken we hier een labyrint van verhalen binnen. Boekestein en Teng brengen hun kenmerkende barok: taal die krult en kronkelt, beelden die over elkaar buitelen, werelden vol bizarre goden, robotsteden, verboden poorten en decadente paleizen. Een ruiker edelweiss van Gods Sabeltand en Klaverhoning in gouden kruiken openen met exuberante verbeeldingskracht; de schrijvers schetsen steden als levende sprookjesboeken waarin waanzin en humor hand in hand gaan.

Het mooiste is hoe de “mistlanden” tegelijk droom en nachtmerrie worden: flarden steampunk, occultisme en kosmisch absurdisme vermengen zich tot een universum dat nergens logisch hoeft te zijn maar altijd zintuiglijk blijft. Soms voelt het als Jack Vance die op vakantie gaat in Lovecrafts droomlanden en daar een lading hallucinogenen proeft.

De keerzijde: niet elke tekst draagt even goed. Sommige verhalen lijken vooral een vehikel om nog een nieuw wonderlijk detail te introduceren, zonder sterke plot. Wie houdt van strakke narratieven kan verdwalen in de taalwaterval. En het duo herhaalt bekende trucs: de ironische verteller, het tongue-in-cheek godendom, de “o kijk eens wat vreemd”-esthetiek.

Toch is dit een onmiskenbaar rijk en flamboyant hoogtepunt in de bundel. Boekestein en Teng weten als geen ander hoe je een stad tegelijk mythisch, grotesk en verleidelijk maakt. Wie zich durft over te geven aan hun taalcircus, wordt rijk beloond.

 

Torbelhaven (Laura Scheepers)

Na het barokke vuurwerk van Boekestein & Teng voelt Torbelhaven als een onverwachte adempauze. Scheepers kiest voor een compacte havenstad vol mist en intriges, waar elke steeg een geheim draagt en magie nooit ver weg is. De vijf verhalen, van De Stormsteen tot Gauwdiefje, weven samen een stad die doet denken aan Venetië op zijn somberst, maar dan met een sluimerend bovennatuurlijk randje.

Scheepers schrijft trefzeker en beeldrijk: de geur van nat hout en pek, de echo van voetstappen op kadeplanken, het zachte zoemen van iets dat misschien wel een vloek is. De personages zijn kleine lieden, smokkelaars, marktkooplui, kinderen die te veel zien. Dat geeft de stad een rauwe, intieme schaal. In De Stormsteen en De branden voel je het gevaar van oncontroleerbare krachten; De Wacht en Gauwdiefje geven juist meer menselijke emotie en stille rebellie.

Niet elk verhaal heeft een sterke clou; soms eindigt het meer als sfeerbeeld dan als afgeronde vertelling. Toch stoort dat hier minder: Torbelhaven leeft vooral in flarden en geuren. Het is geen stad van grote heroïek, maar van sluipwegen en stil verdriet — en dat maakt deze cyclus een ingetogen, sfeervol juweel na al het flamboyante geweld van de voorafgaande hoofdstukken.

 

Rimani (Karlien van Houtte)

Met Rimani krijgen we een stad die zich presenteert als een zonnige Italiaanse ansichtkaart, maar onder de pleinen en terrassen kraken geheimen. Van Houtte schrijft met een lichte, elegante pen: Lente in Rimani opent bijna filmisch — zonovergoten straten, geur van koffie, flarden muziek — en lokt je vervolgens een subtiel spel van misleiding en identiteitsverwisseling in.

De vier verhalen spelen slim met schijn en werkelijkheid. In Op de loer en Persoonsverwisseling verschuift de stad als een toneeldecor: personages denken te weten wie ze zijn en waar ze wonen, tot Rimani zelf hun identiteit ondermijnt. Twee bier brengt een melancholische toets: vriendschap en verlies tegen het decor van een stad die tegelijk gastvrij en genadeloos kan zijn.

Stilistisch is dit verfijnd: Van Houtte heeft gevoel voor ritme en weet precies hoeveel detail ze nodig heeft om Rimani te laten ademen zonder het te overladen. Toch mist soms spanning; sommige verhalen kabbelen meer dan ze snijden, waardoor de stad iets te veilig blijft.

Toch is Rimani een welkome zachte schakering in de bundel: minder bombast, meer psychologische resonantie. Een stad die je niet overdondert, maar langzaam binnendringt en nog even blijft hangen zodra je denkt haar te begrijpen.

 

Lamento’s van Lamprey (Jan J.B. Kuipers)

Kuipers trekt ons uit de mediterrane warmte van Rimani en dompelt ons onder in Lamprey: een stad die kraakt, zweet en langzaam uit elkaar lijkt te vallen. De vier verhalen — Therapie voor een stad, Een been voor de revolutie, De dag dat het IJkgebouw vervaagde en Hotel Argosie — vormen samen een portret van stedelijk verval, bureaucratische waanzin en stille opstand.

Kuipers schrijft met zijn bekende mengsel van melancholie en maatschappijkritiek. In Therapie voor een stad krijgt Lamprey bijna een eigen psyche: een plaats die ziek is aan herinneringen en pogingen tot genezing ondergaat. Een been voor de revolutie en IJkgebouw hebben een scherpe, soms absurdistische satire op macht en verandering, terwijl Hotel Argosie een intiem, bijna nostalgisch slotakkoord vormt.

Sterk is de toon: droog, ironisch, met een onderstroom van verloren idealen. Lamprey voelt oud en moe, maar weigert dood te gaan. Kuipers is meester in het laten schuren van mens en stad. Minder sterk: de verhalen missen soms emotionele urgentie; het blijft observerend en beredeneerd, zelden meeslepend.

Als geheel is Lamento’s van Lamprey een intelligente, somber-poëtische intermezzo in de bundel — minder spectaculair dan de mistlanden of Diastima, maar vol rafelige schoonheid voor wie houdt van steden die langzaam in hun eigen verleden wegzinken.

 

Neutraal (Marius Vahlkamp)

Op het eerste gezicht is Neutraal strak en afstandelijk: een stad die neutraliteit tot hoogste goed verheft. Maar wie dieper kijkt, ziet hoe Vahlkamp een geraffineerde dissectie uitvoert van onze drang om veiligheid en rechtvaardigheid te codificeren, en hoe zo’n streven kan ontaarden in ontmenselijking.

  • Hospitaal gaat niet alleen over een kil zorgsysteem, maar over het verlies van kwetsbaarheid als moreel kompas. In een wereld waar genezen gelijkstaat aan “functioneren”, wordt menselijkheid gereduceerd tot bruikbaarheid.
  • Arsenaal toont hoe neutraliteit de ultieme legitimatie kan worden voor geweld: als niemand schuld draagt, wordt doden een procedure. De stad is een metafoor voor bureaucratische oorlogsvoering en drone-ethiek.
  • Animaal breekt de grens tussen mens en dier af, maar stelt vooral de vraag: wie bepaalt waardigheid als empathie niet langer vanzelfsprekend is? De koele blik waarmee het verhaal dit onderzoekt, is zelf een commentaar op morele verdoving.
  • Voorvoeltaal laat een samenleving zien die empathie probeert te simuleren om neutraliteit vol te houden — en zo haar laatste menselijke kern verraadt. Het is een subtiel dystopisch portret van data-ethiek, AI en algoritmisch bestuur.

Stilistisch blijft Vahlkamp beheerst, bijna klinisch. Dat is geen gebrek, maar een bewuste keuze: de vorm weerspiegelt de wereld die hij bekritiseert. Juist die droogte legt de morele leegte bloot.

Neutraal is dus geen koude vingeroefening, maar een spiegel voor technocratische samenlevingen die empathie offeren op het altaar van efficiëntie en veiligheid. Het is cerebrale, maar ongemakkelijk actuele SF en misschien wel een van de meest verontrustende steden in de bundel.

 

La’el – verhalen van de kruipers van de nacht (Marie-Louise Hellemons)

Met La’el krijgen we een stad die zindert van mythe en donker verlangen. In vijf verhalen, De vluchteling, De premiejager, De sjamaan, De gouverneur, De schipper, voert Hellemons ons een wereld binnen die tegelijk oeroud en gevaarlijk nieuw voelt. La’el is een nachtpaleis vol schaduwen, waar kruipers sluipen door vergeten tunnels en macht wordt uitgeoefend via fluisteringen en rituelen.

Opvallend is de sfeer: stoffige markten bij fakkellicht, vochtige gewelven, schemerige paleizen waar woorden gevaarlijker zijn dan wapens. Hellemons schrijft gedragen, poëtisch, met sprookjesachtige gruwel. Vooral De sjamaan en De gouverneur ademen fatalisme: traditie en magie wurgen elke poging tot verzet.

Onderliggend speelt een scherp machtsverhaal. La’el vermorzelt vluchtelingen, jager en prooi wisselen, hiërarchie schuilt achter bijgeloof. De kruipers dragen verboden kennis en symboliseren regimes die zich achter traditie verschuilen.

Niet elk verhaal heeft een sterke plot; soms blijft het bij sfeer en fragmenten. Maar wie zich laat meevoeren ontdekt een donkere, symbolisch geladen stad die fluistert over macht, uitsluiting en gevaarlijke rituelen.

 

Kronieken uit Orsenna (Guido Eekhaut)

Eekhaut keert terug naar Orsenna, een stad die hij al in de jaren ’90 bij Babel Publications verkende, en doet dat met zichtbaar plezier én literaire beheersing. De negen verhalen, van Het huwelijk tot De Machine Droomt, vormen samen een caleidoscoop van politieke intrige, vergeten technologie en filosofisch verlangen. Orsenna is geen decor maar een organisme: labyrintisch, oud en tegelijk doordrongen van stille vooruitgang.

Eekhaut excelleert in sfeervolle beschrijvingen: brede esplanades, schimmige gildenhuizen, melancholieke kanalen. Het huwelijk en De transactie tonen hoe macht en liefde elkaar corrumperen; Het Gilde en Het Geloof leggen een onderstroom van spirituele honger bloot; De Machine Droomt is een bijna cybernetische parabel over bewustzijn en vergetelheid.

Onder de oppervlakte onderzoekt hij hoe steden geheugen opslaan: in steen, in instituties, in mythe. Orsenna is tegelijk een machtsapparaat en een droomfabriek: wie er woont, wordt ingekapseld in verhalen die groter zijn dan het individu. Die thematiek geeft deze cyclus gewicht en diepte boven het pure decorbouw.

Niet elk verhaal is even messcherp; soms blijft de plot ondergeschikt aan sfeer. Maar de taal is beheerst, de toon rijp en bedachtzaam. Kronieken uit Orsenna is geen spektakel, maar een stad die langzaam onder je huid kruipt en je laat nadenken over macht, geheugen en identiteit.

 

Lentemeer (Olivier Sted)

Na de historische grandeur van Orsenna voelt Lentemeer als een verstilde adempauze. Sted schetst een meer en zijn omliggende nederzetting in zes losse schetsen, Justus, Nazuma, Natan, Oolke, Tath Smilskaeg en Felix, die samen een mozaïek vormen van kleine levens rond een ogenschijnlijk gewoon water.

De kracht zit in subtiliteit. Sted schrijft eenvoudig maar trefzeker; hij laat veel onuitgesproken en schetst karakters met een paar rake pennenstreken. In Justus voel je jeugdige onzekerheid, in Nazuma het stille verlies van wortels, Tath Smilskaeg en Felix geven een melancholiek randje aan ouder worden en verdwijnen. De stad zelf, of eigenlijk het dorp, komt niet via grootse mythes tot leven, maar via schaduwen, weerkaatsingen en kleine drama’s.

Onder de oppervlakte onderzoekt Sted hoe plaats en identiteit verstrengeld raken: wie blijft, wie vertrekt, wie verdwijnt zonder sporen. Lentemeer is minder groots dan de andere steden, maar des te menselijker.

Het nadeel: sommige verhalen kabbelen; ze missen spanning of dramatische boog. Maar wie gevoelig is voor kleinmenselijke melancholie en de stilte van water, vindt hier een verstild pareltje dat subtiel contrasteert met de uitbundige werelden elders in de bundel.

 

Een dag in het Emporium Universalis (Tais Teng & Roelof Goudriaan)

Na het ingetogen Lentemeer barst hier opnieuw de verbeelding los. Het Emporium Universalis is een groteske, eindeloze warenmarkt waar alles — werkelijk álles — te koop lijkt: magische diensten, vergeten goden, tweedehands eeuwigheid. De negen verhalen, van De piccolo tot De piccolo, reprise, voelen als wandelingen door een surrealistisch koopparadijs waar humor, absurdisme en kosmische logica botsen.

Tais Teng en Roelof Goudriaan combineren speelsheid met bizarre vondsten: een piccolo die werelden opent, een ober die trollen serveert, een schrijvenaar met bavianenkop. Het duo schrijft barok, snel en met een knipoog; je voelt hun plezier in het stapelen van wonderlijke winkeltjes en vreemde personages.

Onderliggend zit hier een scherpe ironie over consumptie en verlangen. Alles is te koop, zelfs tweede kansen, maar wie koopt verliest gaandeweg zichzelf. De verhalen zijn ook een ode aan verhalenvertellers: handelaren in dromen die meer beloven dan ze kunnen leveren.

Niet elk stuk heeft narratieve spanning; sommige zijn eerder literaire curiosa dan afgeronde vertellingen. Maar de levendigheid en fantasie zijn onweerstaanbaar. Het Emporium is een kermis van ideeën: chaotisch, bij vlagen overdadig, maar onvergetelijk en een vrolijk tegengewicht voor de meer bedachtzame steden in de bundel.

 

Verhalen van Verre (Rebecca Palmas)

Palmas kiest voor verstilde, emotioneel geladen vertellingen rond een verre, niet precies benoemde stad. De vier verhalen, Dag van Vernieuwing, Eerste Les, Afscheid en Gebroken Beloften, voelen als brieven uit een plek waar tijd traag stroomt en afscheid onafwendbaar is.

De kracht zit in eenvoud en emotionele precisie. Palmas schrijft helder en ongeforceerd; elke scène krijgt net genoeg detail om sfeer te scheppen, nooit te veel. Dag van Vernieuwing ademt hoop en breekbaarheid, Eerste Les onderzoekt de prijs van volwassen worden, Afscheid en Gebroken Beloften tonen liefde en verlies zonder sentiment.

Onder de oppervlakte gaat het hier over migratie en herinnering: hoe we vertrekken, terugkeren of merken dat de plek die we verlaten nooit meer dezelfde wordt. De stad is minder concreet dan elders in de bundel, maar functioneert als emotionele ruimte, een spiegel voor heimwee en verandering.

Wie spektakel zoekt, vindt dit wellicht te stil; Palmas weigert barok of plotgedreven actie. Maar wie openstaat voor intieme, sobere vertellingen wordt beloond met zachte melancholie en een subtiele resonantie die nawerkt wanneer de drukte van andere verhalen is weggeëbd.

 

Étrange 34 (Mike Jansen)

Waar veel bijdragen in deze bundel een stad bouwen, trekt Jansen het perspectief radicaal open: Étrange 34 is geen stad maar een volledig zonnestelsel, ver voorbij de menselijke ruimte, waar exploratie, handel en overleven nieuwe betekenissen krijgen. Deze tien verhalen, van Aankomst tot Tienkamp, vormen samen geen losse schetsen, maar een kosmisch mozaïek waarin wetenschap, mythologie en menselijke moraal botsen.

Op de oppervlakte lees je avonturen: ontdekking van vreemde biosferen, handel met obscure culturen, ontmoetingen met wezens die ons begrip tarten. Maar onder de laag van SF-spektakel broeit veel meer. Jansen onderzoekt de ethiek van kolonisatie: elke landing is ook een inbreuk, elke deal een machtsverhouding. Hij toont hoe menselijkheid verschuift in een grensgebied waar wetten verdampen en overleven primeert. In Eten of gegeten worden wordt dat lijfelijk en beangstigend; Nullveld en Kernachtig tonen existentiële leegte en identiteitsverlies; Schuld en boete legt morele rekenschap bloot in een universum zonder vaste morele bakens.

Sterk is ook hoe Étrange 34 zich gedraagt als een soort levende archipel van verhalen. Elke planeet of locatie is een spiegel voor een ander facet van de menselijke drang: nieuwsgierigheid, hebzucht, schuld, verzet, spel. Het zonnestelsel zelf wordt zo een metafoor voor de eindeloze uitdijing van menselijke verlangens en de gevaren van ongebreidelde expansie.

Stilistisch is Jansen beheerst maar rijk; hij schakelt soepel tussen technische geloofwaardigheid en poëtische verontrusting. Waar sommige verhalen in eerdere lezing vooral schetsmatig leken, blijken ze juist fragmenten van een groter geheel: kleine vensters op een kosmos die weigert volledig verklaard te worden.

Het geheel voelt daardoor niet meer als losse episodes maar als een volwassen, bijna literaire space opera over grenzen en grensoverschrijding. Étrange 34 is een passende climax voor de bundel: groots in schaal, filosofisch geladen, en tegelijk avontuurlijk genoeg om te vermaken. Het toont hoe Nederlandse SF niet hoeft te kiezen tussen hard science en diepe thematiek — Jansen laat zien dat beide elkaar kunnen versterken en zo een werkelijk vreemde, maar overtuigende toekomst scheppen.

 

Met Vreemde Steden, Bijzondere Oorden II levert EdgeZero een bundel af die laat zien hoe volwassen de Nederlandstalige fantastische literatuur inmiddels is. Waar deel I vooral sprankelde van nieuwsgierigheid en experiment, straalt dit tweede deel meer zelfvertrouwen en vakmanschap uit. De redacteuren durven langere cycli en ambitieuze universa te brengen; van het intieme Torbelhaven tot de barokke mistlanden, van de cerebrale koude van Neutraal tot de kosmische reikwijdte van Étrange 34.

Het boek is niet vlekkeloos. Er zitten verhalen bij die vooral sfeer schetsen zonder echte spanning, en sommige auteurs herhalen bekende trucs. Maar de variatie is indrukwekkend: introspectieve reizen naast pulpende ruimte-avonturen, poëtische mythen naast harde ideeën-SF. Belangrijker: veel bijdragen tonen dat Nederlandse en Vlaamse fantastiek zich niet langer hoeft te verschuilen achter anglicismen of halfslachtige werelden; hier wordt met lef en literaire ambitie gebouwd.

Wie een volledig gelijkmatig niveau verwacht, zal soms struikelen; wie zich echter laat meenemen door de grillige tocht langs meren, markten, havens en verre zonnestelsels, ontdekt een bonte en volwassen staalkaart van het genre. Deel II bewijst dat het concept “vreemde steden” nog lang niet is uitgeput. Integendeel, het groeit mee met zijn schrijvers, en met de verbeeldingskracht van een hele scene.

 

Petra Swaelmans
Horror recensente en Wednesday look-alike

 

Ik kreeg nog de vraag van een kennis: wat vond jij het beste uit de bundel? Nou …

Mijn top 5:

  1. Étrange 34 – Mike Jansen
    Groots en kosmisch: een volledig zonnestelsel als morele speeltuin én nachtmerrie. Hard SF met filosofische diepte en zinderend avontuur.
  2. De mistlanden van de equinox – Jaap Boekestein & Tais Teng
    Barok, uitzinnig en vol taalplezier. Een hallucinante droomwereld waar mythe, humor en kosmisch absurdisme samenkomen.
  3. Neutraal – Marius Vahlkamp
    Koud en conceptueel briljant: een dystopie over technocratie en empathieverlies, subtiel en ongemakkelijk actueel.
  4. Torbelhaven – Laura Scheepers
    Intiem en atmosferisch: een havenstad vol sluipwegen en stille tragedies, prachtig klein gehouden na alle bombast.
  5. La’el – Marie-Louise Hellemons
    Broeierig en mythisch: rituelen, macht en uitsluiting in een nachtelijke stad vol fluisteringen en gevaarlijke tradities.

(Eervolle vermelding: het speelse en chaotische Emporium Universalis, een kermis van verbeelding en satire.)

 

 

 

 

 

maandag 22 september 2025

Vreemde steden, bijzondere oorden - Deel 1

Vreemde Steden, Bijzondere Oorden I is een caleidoscoop van werelden, bijeen gebracht onder één strak concept: auteurs keren terug naar eigen creaties of scheppen nieuwe, onalledaagse oorden. Het resultaat is een monumentale bundel die leest als een atlas van verbeelding. De reis voert van de decadente stadsstaat Decadentia via de kristallen hemelstad Vimara en het dystopisch broeierige Belgreda tot Aemsterdam en Koeguru, elk met hun eigen toon, ritme en interne mythologie. De structuur, cycli van korte verhalen die samen een stad uitbeelden, werkt bijzonder goed: we krijgen flarden van levens, kronieken, dagboeknotities, complotten, die gezamenlijk een gelaagde setting opbouwen.

De kwaliteit is wisselend. Sommige bijdragen beklijven door hun intensiteit en coherentie (Vimara, Belgreda, de Glazen Oceaan), andere voelen eerder als vingeroefeningen of schetsen. Dat is onvermijdelijk in een project van deze omvang, maar het geeft de bundel tegelijk een rauwe charme: een archipel van ideeën, niet altijd volledig uitgewerkt, maar altijd met de ambitie iets groters te tonen. Wat vooral indruk maakt, is de diversiteit: historisch aandoende fantasysteden naast kosmische visioenen, folkloristische kronieken naast occulte dagboeken. Het geheel ademt liefde voor wereldbouw en collectief vertellen. Dit eerste deel smaakt ontegenzeggelijk naar meer.

 

En met al die mooie werelden - en wat een klus om dat allemaal te lezen - wil ik er natuurlijk mijn mening over geven:

Decadentia – Django Mathijsen & Anaïd Haen
Decadentia ademt een beklemmende mengeling van glans en verval. Magie is er niet vanzelfsprekend, maar een kwetsbare erfenis die kan worden afgenomen, misbruikt of vergeten. Achter de façade van ambacht, religie en gilde-trots sluimert een maatschappij waar reputatie alles is en de kleinste scheurtjes levens verwoesten. Wat begint als een stad van bedrijvigheid en rituelen, blijkt langzaam een toneel voor verlies, corruptie en machteloosheid. De vier verhalen samen schetsen een stad die op haar fundamenten kraakt: waar menselijke zwakte en sociale ongelijkheid elke straathoek tekenen, en de vraag blijft of magie Decadentia redt – of juist definitief naar beneden trekt. Naar mijn mening gemiddeld. Intrigerend, maar soms te fragmentarisch en moralistisch.

Vimara – Frans van der Eem

Vimara is een droomstad aan de rand van de Melkweg, gebouwd uit licht en sterrenstof, maar met een donkere onderstroom. Achter de schitterende façades van torens en markten woedt een strijd om macht, interpretatie en waarheid. De Nevelkinderen presenteren zich als hoeders van harmonie, maar blijken vatbaar voor intriges, hypocrisie en vleselijke zwakheden. Het is een universum van kronieken, rapporten en dagboeknotities waarin geen stem neutraal is en geen waarheid vastligt. De stad fungeert als spiegel van menselijke driften, verpakt in kosmische pracht. Uiteindelijk ontvouwt zich een allegorie over hoe kennis kan verheffen, maar ook corrumperen, en hoe zelfs een hemelstad slechts een broze constructie is boven de kolkende Zee van de Verloren Zielen. Ik vind dit topverhalen, rijk, gelaagd en literair sterk uitgewerkt.

Belgreda – Peter Kaptein

Belgreda is geen stad, maar een prisma: een metropool die telkens een ander gezicht toont afhankelijk van wie haar beschrijft. Vanuit Baikonur, Haumea of Constanța is Belgreda steeds dezelfde en toch radicaal anders – tegelijk dystopisch, mythisch en banaal. De veelheid van perspectieven onthult hoe subjectief werkelijkheid wordt zodra macht, herinnering of culturele bril de waarneming kleuren. Het experiment van gefragmenteerde stemmen maakt de stad zelf tot hoofdpersoon: een symbool van manipulatie, vervorming en onafwendbaar verval. Belgreda is daarmee niet enkel een plek, maar een idee – een spiegel waarin lezer en schrijver elkaar ontmoeten, en waarin geen enkele waarheid definitief blijkt. Dit zijn topverhalen, een van de sterkste cycli in de bundel.

Ys – Renko Rodenburg

Ys wordt tot leven gewekt als een legendarische stad die drijft op de grens van mythe en kroniek. De verhalen ademen een melancholie van vergankelijkheid: havens, velden en paleizen lijken tastbaar, maar voelen tegelijk als echo’s van een verzonken beschaving. Door de fragmentarische vorm – reisverslag, observaties, losse impressies – ontstaat een sfeer van archeologische reconstructie: alsof we scherven bijeenrapen van een stad die ooit schitterde en nu slechts in herinnering bestaat. Ys belichaamt de tragiek van schoonheid die ten onder gaat aan eigen grandeur. Gemiddelde kwaliteit, maar zeker sfeervol en poëtisch. Het mist wat narratieve kracht en spanning.

Stad van het Doel – Charles van Wettum

Deze wereld staat in het teken van gerichtheid en onafwendbaarheid: alles draait om functies, doelen en de tijd die wegloopt. De verhalen leggen een strak raster over de stad, waar menselijkheid onder druk staat van een systeem dat elke seconde telt. Wetenschap, archeologie en technologie vermengen zich met existentiële vragen: hoe lang is er nog betekenis, wanneer alles door doelgerichtheid wordt uitgehold? De stad voelt modernistisch, kil en toch meeslepend, een plek waar utopie en dystopie in elkaar grijpen. Het boeide me niet echt. Oh, het idee is sterk, maar de uitvoering blijft droog en weinig beklijvend.

Koeguru – Gerard van den Akker

Koeguru ontvouwt zich als een reis door een labyrint van ontmoetingen: treinen, zeeën, catacomben en nevels. Het is een stad die steeds verschuift, als een landschap van herinneringen en angsten waarin de reiziger nooit vaste grond vindt. De verhalen suggereren een wereld die balanceert tussen mythisch en alledaags, waarin het banale plots overslaat in hallucinatie. Koeguru is tegelijk intiem en ongrijpbaar: een mozaïek van verloren zielen, verstilde momenten en plotselinge breuken met de werkelijkheid. De cyclus heeft charme, maar neigt soms naar herhaling en losse schetsen. De wereld is sfeervol en soms intrigerend, maar mist consistentie en kracht.

De Zeven Verknochte Steden uit het Oordenboek van Adriaen Clemensz – Deborah van Duin

Deze cyclus leest als een apocrief reisverslag: steden beschreven in de archaïsche stem van een 17e-eeuwse kroniekschrijver, compleet met moraliserende observaties en verborgen allegorieën. Elke stad fungeert als spiegel van menselijke ijdelheid, macht, geloof of vergankelijkheid. Het archaïsche idioom wekt aanvankelijk bewondering, maar legt ook een afstand: we lezen meer over de fascinatie van de kroniekschrijver dan over de steden zelf. Toch vormt dit juist de kracht: het is een literaire constructie, geen toeristische gids. De zevende stad, Möbius, brengt het spel tot voltooiing: een oneindige lus waarin werkelijkheid en beschrijving samenvallen. Een origineel, consistent en literair sterk concept.

Verhalen van Grand Fanare – Jaap Boekestein

Grand Fanare is een keizersstad die ademt van pracht, intrige en hiërarchie. Boekestein voert de lezer binnen via kleine vertellingen: debuten, toevallige ontmoetingen, verlangens naar rust. Het alledaagse schuurt steeds tegen de grootse decors van paleizen en keizerlijke rituelen, waardoor de stad tegelijk imposant en menselijk blijft. Wat vooral beklijft is de licht-ironische toon: een spel met macht, status en de banaliteit van hofleven. Grand Fanare is minder een mythisch oord dan een spiegel voor menselijke verhoudingen onder druk van decorum. Wat mij betreft onderhoudend en goed geschreven, maar zonder echte uitschieters.

Aemsterdam – Laura Scheepers

Aemsterdam is een duistere spiegelstad van het historische Amsterdam, vol cholera, onheil en mysterieuze geluiden. Het decor is herkenbaar maar vervreemdend, een stad waarin het gewone telkens omslaat in dreiging. Scheepers legt de nadruk op sfeer: beklemmende stegen, klamme herbergen, het gevoel dat de stad ademt en tegen je samenspant. De verhalen suggereren dat onder de oppervlakte van ziekte en ongeluk iets fundamentelers schuilt: een stad die eigen wetten heeft en haar bewoners manipuleert. Daarmee wordt Aemsterdam een sinister palimpsest, waar verleden en angst door elkaar heen lekken. Heerlijk leesvoer, sterk in sfeer en consistent uitgewerkt.

Bardo Centraal – Ruben De Baerdemaeker

Bardo Centraal is een transitstad, een kruispunt waar identiteiten vervagen en mensen worden teruggebracht tot momenten van verlies, ontmoeting en afscheid. De stad zelf blijft schemerig: wat telt zijn de stemmen van de personages, die elk een facet van Bardo tonen. Het geheel leest als een reeks hallucinante vignetten, meer poëtisch dan verhalend, waarin sneeuw, stilte en herinnering de boventoon voeren. De kracht zit in de melancholie: een stad als tussenstation tussen leven en dood, werkelijkheid en droom. Toch laat de cyclus soms te weinig houvast om echt te beklijven. Heel mooi geschreven, maar te fragmentarisch om blijvend te overtuigen.

Aan de kusten van de Glazen Oceaan – Tais Teng

Deze cyclus is pure barokke verbeeldingskracht: een oceaan van glas, bevaren door kometenreizigers, bevolkt door godinnen, etherische wezens en tijdloze geliefden. Teng speelt schaamteloos met pulp, mythologie en sciencefiction, en weet daar een zinderend universum van te smeden. Elk verhaal barst van kleuren, vormen en wonderen; het voelt als kijken in een caleidoscoop die nooit ophoudt te draaien. Toch overstemt de overdaad soms de emotionele kern: personages vervagen achter de parade van ideeën. Wat blijft is een fonkelende hommage aan de kracht van ongeremde fantasie. Wat een genot om te lezen, exuberant, inventief en een hoogtepunt van de bundel.

Opnieuw – Luc Vos

Luc Vos richt zich op herhaling en reflectie: korte verhalen die cirkelen rond dezelfde thema’s van verlangen, verlies en tweede kansen. De stad zelf blijft een vage achtergrond, meer toneel dan hoofdpersoon. Wat overheerst is een existentiële sfeer, alsof personages gevangen zitten in cycli waaruit ze nauwelijks ontsnappen. De fragmentarische aanpak werkt soms beklemmend en intrigerend, maar ook repetitief; de kracht van de cyclus ligt vooral in de introspectieve toon, minder in wereldbouw. Ik vond het conceptueel interessant, maar te mager uitgewerkt.

Kerakom – Maarten Luikhoven & Edward van Egmond

Kerakom is een stad van steen, as en goud, een plek waar monumentaliteit en vergetelheid elkaar in balans houden. De verhalen bouwen langzaam een mythe op: de eerste steen, de wachtronde, het kloppende hart onder de stad. Hier draait het om oorsprong en bestemming, om de vraag hoe een stad zichzelf voortbrengt én verteert. De toon is ernstig en sacrale symboliek overheerst, alsof elke straathoek een echo draagt van rituelen en offers. Kerakom voelt als een archetype van de stad: een eeuwige constructie die evenzeer een tombe als een belofte is. Een goede cyclus, solide opgebouwd, soms wat zwaar aangezet, maar zeer memorabel in thematiek.

 

Dertien werelden, dertien pogingen om de lezer te verleiden met steden die nooit hebben bestaan. De bundel is ambitieus, en dat siert haar. Niet elke poging slaagt: sommige steden voelen als schetsen, vluchtig neergepend en te weinig doorleefd (Stad van het Doel, Opnieuw). Andere zijn verdienstelijk maar voorspelbaar, netjes vakwerk zonder echt risico (Koeguru, Grand Fanare, Bardo Centraal).

Gelukkig zijn er ook de toppers: Vimara schittert in kosmische grandeur, Belgreda overtuigt door perspectiefwissels en kaleidoscopische gelaagdheid, De Zeven Verknochte Steden bewijst literaire durf in archaïsche stem, Aemsterdam knijpt de keel met broeierige sfeer, en Aan de kusten van de Glazen Oceaan explodeert van verbeeldingskracht. Kerakom balanceert ertussen: zwaar, maar met memorabele symboliek.

Wat overblijft is een bundel die het genre eer aandoet: grillig, ongelijk, maar met voldoende hoogtepunten om van te spreken als een noodzakelijke uitgave. Hier wordt niet enkel vermaakt, maar gebouwd aan een canon van Nederlandstalige fantastische steden. Oordeel: ongelijk van kwaliteit, maar onmisbaar voor wie wil zien wat Nederlandstalige fantasyliteratuur anno 2025 vermag.

 

Petra Swaelmans,
Horror recensente en Wednesday look-alike

 

woensdag 3 september 2025

Knipsels uit de Kosmoheraut - Finn Audenaert

 

Finn Audenaerts Knipsels uit de Kosmoheraut is geen vrijblijvende bundel maar een caleidoscoop van absurditeit, satire en speculatieve ernst die voortdurend van gedaante wisselt. De titel suggereert knipsels, en dat zijn het ook: berichten, kronieken, groteske fabels en nachtmerries die samen een universum vormen waarin de logica uitglijdt en de verbeelding triomfeert. Het register schuift moeiteloos van barokke lyriek naar kille bureaucratische horror, van pulpachtige space opera naar fijnzinnige satire op onze hedendaagse obsessies. Wat deze bundel bindt is Audenaerts compromisloze keuze voor vervreemding: niets is veilig, geen traditie heilig, geen verhaal voorspelbaar. Het groteske grenst aan het huiveringwekkende, de lach aan de rilling. Dit is geen bundel om gedachteloos door te bladeren; dit is een kosmische krant waarvan elk artikel je dwingt stil te staan bij de absurditeit van ons bestaan. Kortom: literair ongemak verpakt als feest van inventiviteit.

En wat trof ik zoal aan in deze literaire brij? Op volgorde:


Vreugdevolle conceptie aan de standvastige einder van het wonderrijk Alfabetië
Barokke taalexplosie die grotesk en gulzig alle registers opentrekt. Onmiskenbaar charmant, maar ook vermoeiend; een sprookjesachtig toneelstukje dat vooral indruk maakt door bravoure.

Sluimervriend
Een geestverschijning die balanceert tussen melancholie en zwarte humor. Kort, puntig, maar net niet indringend genoeg om te beklijven.

Henry, portret van een gymleraar
Dystopische horror verpakt als satire. IJzingwekkend in banaliteit, bureaucratie en bloed. Dit verhaal snijdt diep en blijft knagen: verplichte topper in de bundel.

Huwelijksgeluk in drievoud
Kosmische roddelrubriek. Knipogend en kleurrijk, maar vooral een groteske pastiche. Vermakelijk, maar meer curiositeit dan noodzaak.

Klem
Apocalyptische achtervolging met politieke ondertoon. Spannend en goed getimed, maar mist emotionele diepte.
Krachtig in sfeer, minder in menselijkheid.

Boerenpsalm
Een agrarische idylle wordt in één ruk omgeploegd tot een kannibalistische blasfemie. Baby’s als zaaigoed, bloemen als grafkransen. Het ritme is stroef, de beelden grotesk, en juist die kale, bijna argeloze formulering maakt het zo onheilspellend.

Los
Een verhaal van rouw en verval, waarin liefde, ziekte en vogels samenkomen. Pijnlijk eerlijk, haast ondraaglijk in zijn rauwe banaliteit. De wisseling tussen dagelijkse details en existentiële dreiging maakt dit stuk uitzonderlijk sterk, tragisch en menselijk.

Verzwolgen
Te vluchtig en vaag. Het beeld slikt zichzelf in, zonder echt na te blijven zinderen.

Beril
Een van de krachtigste verhalen. Een verstilde maar gelaagde parabel over verlies, macht en ondergang. Audenaert verweeft SF-motieven met mythologische intensiteit. Het verhaal ademt een klassieke, haast epische dreiging die je blijft achtervolgen.

Wat is er van de sport?
Speels, ironisch stukje dat nauwelijks meer is dan een knipoog. Te dun om indruk te maken.

De mijnen van Koltan
Sterk maatschappelijk geladen SF, waarin koloniale uitbuiting en futuristische mijnbouw samenkomen. Rauw, actueel en beklemmend; een verhaal dat doet denken aan klassieke sociaal-kritische sciencefiction.

Mise-en-scène
Een tussendoortje. Aardig idee, maar te vluchtig en niet memorabel.

Carlos en de kaart
Een avontuurlijke vertelling met absurde trekjes. Charmant en goed gecomponeerd, maar mist de donkere intensiteit van Audenaerts beste werk.

Hete tranen op Moerka Moerka
Groteske sciencefictionsoap. Over the top, kleurrijk en dolkomisch, maar meer pastiche dan werkelijk beklijvend.

Schrikvogel
Te schetsmatig, een vignet zonder vleugelslag.

De jongen op de dolfijn
Een sprookjesachtige vertelling die balanceert tussen naïviteit en tragiek. Liefdevol opgebouwd, maar te lichtvoetig om echt indruk te maken.

Sssterren en ssstrepen /// Pure lust
Samenwerking met Ruben De Baerdemaeker. Spetterend absurdisme, uitzinnig taalspel. Een uitzinnige, geile pastiche die plezier uitstraalt maar ook snel vermoeit.

Cultuur
Kort, bijtend essayistisch fragment. Meer een losse noot dan een volwaardig verhaal.

Telecratie
Satire op mediacratie en beeldcultuur. Scherp en eigentijds, met een onaangenaam herkenbare ondertoon. Hier toont Audenaert zijn politieke tanden.

Zeeburcht
Een sfeervolle miniatuur die vooral als decorstuk werkt. Poëtisch, maar te weinig inhoudelijk gewicht.

Neutraal
Een juweel. Audenaert fileert morele lafheid en politieke inertie met chirurgische precisie. Het verhaal voelt als een spiegel voor onze tijd: wrang, ongemakkelijk en noodzakelijk. Met sobere stijl en spitse dialogen bouwt hij een beklemmend tableau van passiviteit die levens kost. Onontkoombaar.

Dragtig
Een elegie die wrang en liefdevol tegelijk is. Geschreven naar aanleiding van Tonke Dragts overlijden, kiest Audenaert voor een sobere, schraal geformuleerde tekst waarin zwangerschap en verbeelding in één adem verbonden worden. Het gedicht getuigt van respect, maar ook van een milde ironie, waardoor de toon eerder levensbevestigend dan larmoyant klinkt. Een klein, maar sterk gebaar.

De Ziener
Intrigerend, maar te vluchtig. Een aanzet tot iets groots dat te snel dooft.

Drama voor drie kranen en een dame
Surrealistische satire, waarin het banale en het theatraal absurde samenkomen. Audenaert toont hier zijn talent om groteske toneelstukken in proza te vatten. Komisch én unheimlich.

Bar brawl!
Een karikatuur in pulpstijl. Grappig, maar niet veel meer dan dat.

Economie
Een scherp miniatuurtje dat de banaliteit van marktdenken ontleedt. Knap, maar meer een voetnoot dan een volwaardig verhaal.

De Schrik
Sterk horrorfragment: beklemmend, suggestief en efficiënt in zijn eenvoud. Een van de betere korte vondsten uit de bundel.

Mischa
Een melancholieke schets die niet tot volle bloei komt. Te fragmentarisch om echt te raken.

Tienstapsverificatie
Subliem. Bureaucratische satire meets paranoia, tegelijk lachwekkend en verstikkend. Audenaert excelleert hier in het ontleden van ons digitale tijdperk en zijn krankzinnige protocollen.

Feeën op overschot
Een vileine sprookjespastiche, amusant maar wat vrijblijvend.

Het Interstellair Kampioenschap Tijdreizen oftewel enkele partijtjes koppensnellen

Uitzinnig en exuberant. Tijdreizen als sportevenement: grotesk, chaotisch en vaak hilarisch. De overdaad maakt het soms vermoeiend, maar dit blijft een feest van ideeënrijkdom en absurditeit.

Psychohistorie / ’t Staat in de sterren geschreven / Actuaspreuk

Een speelse, fragmentarische intermezzo. Slimme verwijzing naar Asimov, maar meer vingeroefening dan volwaardig verhaal.

Topsport oftewel Marius en de mannetjes

Sterke satire op sportverheerlijking. Cynisch, bitter en herkenbaar; het verhaal legt feilloos bloot hoe prestatiecultuur grotesk ontspoort.

Wie droomt daar in het machtige Dunwich House?

Een van de hoogtepunten. Een pastiche met Lovecraftiaanse grandeur die tegelijk eerbetoon én subtiele parodie is. Donker, raadselachtig en knap gecomponeerd.

Een nieuw jaar als geen ander!

Luchtig sluitstuk, meer gelegenheidsstuk dan literair zwaargewicht. Een glimlach, maar zonder blijvende nagalm.

Knipsels uit de Kosmoheraut is een bundel die de lezer niet spaart. Finn Audenaert varieert schaamteloos van barokke taalorkanen tot droge vignetten, van bureaucratische horror tot groteske satire. Die veelzijdigheid is tegelijk de kracht en de valkuil van dit boek. Er zijn verhalen die de bundel dragen: Henry, Beril, Neutraal, Tienstapsverificatie, Dunwich House, stukken die verontrusten, uitdagen en overtuigen. Daarnaast zijn er tussendoortjes (Schrikvogel, Cultuur, Zeeburcht) die nauwelijks gewicht hebben en meer als curiosa ogen. Maar zelfs in die zwakkere momenten blijft de toon uniek: absurdisme en ernst, vermomd als kosmische journalistiek. Overwegend levert Audenaert een rijke staalkaart van zijn verbeelding, waarin de lezer tegelijk kan lachen, huiveren en zich afvragen hoe absurd de realiteit zelf eigenlijk is.
 

Petra Swaelmans
Horror recensente en Wednesday look-alike

 


 

donderdag 21 augustus 2025

Het gillende doodshoofd – Francis Marion Crawford

 

Dat Francis Marion Crawford (1854–1909) vooral bekendstaat als romanschrijver en slechts één bundel met spookverhalen naliet, maakt Het gillende doodshoofd (Bruna, 1975) meteen een curiosum. Het boek bevat zeven verhalen (de inleidende biografische schets even terzijde geschoven), die samen een staalkaart vormen van de laat-Victoriaanse fascinatie voor het bovennatuurlijke. De vraag is: hoe houdt dit zich anderhalve eeuw later?

“Man overboord!” opent sterk. De zee als toneel voor verdwijningen, wantrouwen en ongrijpbaar noodlot werkt altijd. Crawford schetst de beklemmende setting van een oceaanschip overtuigend, maar de plot meandert en mist de genadeloze scherpte die dit gegeven verdient. Het blijft bij dreiging zonder ontlading.

Met “De grijnslach van de dood” schuift de auteur meer richting gotische groteske. Het beeld van een edelman die letterlijk vergaat, levert passages die nog steeds rillen oproepen, maar ook iets te veel ‘effectbejag’ vertonen. Hier toont zich Crawfords dubbele natuur: enerzijds elegant stilist, anderzijds vatbaar voor melodrama.

“Want het bloed is het leven” is de klassieker van de bundel. Een mediterrane vampiergeschiedenis die Stokers Dracula in de nek hijgt, maar subtieler inspeelt op de folklore van het platteland. Crawford suggereert meer dan hij toont, en dat maakt dit verhaal tijdloos. Hier bereikt hij de sfeer en spanning die in de andere verhalen vaak slechts wordt aangestipt.

“De bovenste kooi” is een kleine verrassing. Wat begint als een gesprek in een rokerige salon ontspoort langzaam in een beklemmende vertelling over een dodelijke logeerkamer. Hier is de horror alledaags, bijna minimalistisch, en daardoor effectief. Helaas zakt de spanning op het einde weg; Crawford lijkt niet te durven doorduwen.

“Het geheim van de Watervrouw” is het meest folkloristisch, maar ook het zwakste. De verteltrant blijft vriendelijk voortkabbelen, terwijl de beloofde dreiging van de watergeest nooit echt gestalte krijgt. Eerder een curiositeit dan een volwaardig horrorverhaal.

Dan het titelstuk: “Het gillende doodshoofd”. Dit is zonder twijfel het meesterwerk van de bundel. De obsessie, de haat, het bovennatuurlijk getinte gekrijs dat de hoofdpersoon achtervolgt... het is Poe waardig. Hier combineert Crawford schuld en waanzin met een fysieke manifestatie die de lezer werkelijk naar de keel grijpt. De toon is rauw, de structuur strak, en het einde resoneert verontrustend lang na. Dit ene verhaal rechtvaardigt de heruitgave van de bundel.

Tot slot “De geest van de pop”, dat balanceert tussen satire en spookverhaal. De verstoring van een keurig huishouden door bovennatuurlijke chaos is geestig, maar ook onevenwichtig. Crawford lijkt hier niet goed te weten of hij de spot drijft met de hogere standen of werkelijk een huivering wil oproepen. Het resultaat is een verhaal dat vooral interessant is als tijdsbeeld.

Eindoordeel:
Crawford is een schrijver van momenten, niet van consistentie. Wanneer hij zijn melodramatische neigingen in toom houdt, zoals in Het gillende doodshoofd en Want het bloed is het leven, behoort hij tot de groten van het genre. In andere stukken overheerst de plechtige stijl en de neiging tot omslachtigheid, wat de hedendaagse lezer al snel doet afhaken. Toch blijft deze bundel waardevol als vroeg fundament van moderne horror: de sfeer is dikwijls ijzingwekkend, de beelden beklijven, en het literaire gewicht overstijgt het anekdotische karakter van veel latere griezelverhalen.

Streng beoordeeld: twee absolute hoogtepunten, drie degelijke curiosa, en twee verhalen die nauwelijks overtuigen. Rechtvaardig bekeken: Crawford laat zien dat horror meer kan zijn dan een truc, een spiegel van schuld, obsessie en menselijke zwakte.

Petra Swaelmans
Horror recensente & Wednesday lookalike

zondag 17 augustus 2025

Insomnia Dromen - Guido Eekhaut

Op verzoek van EdgeZero heb ik Insomnia Dromen gelezen.


Guido Eekhaut behoort tot die zeldzame schrijvers die tegelijk literair, maatschappelijk en genreliterair stevig verankerd zijn. Hij laveert al decennia tussen sciencefiction, fantasy, thrillers en meer literaire romans, en deed dat vaak in de schaduw van de Engelstalige grootmeesters die dit soort mengvormen vanzelfsprekend mogen beoefenen. In de Nederlandstalige literatuur bleef zijn werk lang onderbelicht, al sleept hij geregeld prijzen in de wacht. Met de komst van EdgeZero, dat elk jaar de beste Nederlandstalige fantastische verhalen bundelt, is er een platform ontstaan dat hem niet alleen herpubliceert, maar ook nieuw werk zichtbaar maakt bij een breder, internationaler publiek.

Awel, mijn indrukken ende meningen van dit werk:

Het is een stoutmoedige zet van Guido Eekhaut om niemand minder dan H.G. Wells tot hoofdpersoon te bombarderen in een Victoriaans complot vol magie, staatsintriges en slapeloze nachten. Eekhaut presenteert ons niet de gevierde auteur van The War of the Worlds, maar een jongere, meer kwetsbare Wells: rationeel, nerveus, geplaagd door dromen en gevangen in een net van krachten die groter zijn dan hijzelf. Het levert een roman op die balanceert tussen gotische thriller, politieke satire en literaire pastiche.

Centraal staat Constance Windemere, een jonge vrouw met een gave die haar in staat stelt de toekomst te zien — en misschien zelfs te beïnvloeden. Een gevaarlijk talent, want magiekers en regeringsfunctionarissen in de hoogste regionen van Whitehall zien haar niet als mens, maar als instrument. Het is aan Wells, samen met vertrouweling Addams en de pragmatische inspecteur Dalton, om haar te beschermen tegen ontvoering, uitbuiting en de honger naar macht. Enter ook Lady Ada d’Orsay, erfgename van Ada Lovelace, die met haar Analytical Engine het wetenschappelijke tegenwicht vormt voor de occulte machinaties. Het is een heerlijke cast, waarvan vooral Wells en Constance overtuigen.

Eekhaut excelleert in sfeer. Zijn Victoriaans Londen ademt kou, mist en intrige. Straathoeken ruiken naar roet, gangen echoën van gefluister en boven alles hangt de dreiging van een toekomst die al geschreven lijkt. Hier toont hij zich een meester in setting: de straten van Whitehall, de salons vol politieke rookgordijnen, de bibliotheken waar visioenen botsen met rationaliteit — ze zijn overtuigend en consequent. Je voelt de zwaarte van een rijk dat op zijn grondvesten trilt.

Ook de thema’s zijn raak gekozen. Wat betekent het om de toekomst te kennen? Is vrije wil nog mogelijk wanneer een zieneres het pad al heeft uitgestippeld? En hoe ver reikt de macht van politici wanneer ze proberen de geschiedenis te kneden? Het is verfrissend dat Eekhaut deze vragen via Wells laat stellen, want wie anders dan de toekomstige profeet van de sciencefiction belichaamt het spanningsveld tussen droom en realiteit? Het is knap hoe de roman zo moeiteloos laveert tussen persoonlijke horror (de slapeloze Wells) en geopolitieke dreiging (een rijk dat de toekomst wil beheersen).

Toch is niet alles even sterk. De plotwendingen zijn soms voorspelbaar: ontvoering, achtervolging, geheime genootschappen in rokerige salons, het zijn bekende gotische registers. Eekhaut speelt ze kundig, maar niet verrassend. Ook de dialogen tussen bijfiguren willen wel eens explicatief worden, alsof hij bang is dat de lezer de symboliek anders niet meekrijgt. Dalton en Addams zijn degelijk, maar blijven karakters van functie; echt verrassen doen ze niet. Het is jammer, want met een beetje meer branie had het politieke spel nóg meer spanning kunnen krijgen.

Maar eerlijk: de kritiek verbleekt bij de sterktes. Het boek leest als een donkere spiegel van onze tijd, waarin technocraten en zieners elkaar bevechten om grip te krijgen op een onzekere toekomst. De combinatie van occulte magiekers en rationele wetenschap (Ada d’Orsay’s Analytical Engine!) is precies de mix die Eekhaut zo goed beheerst: hij neemt het verleden serieus, maar laat er altijd hedendaagse angst in doorschemeren. Bovendien: wie anders durft Wells zelf neer te zetten als een slapeloze, zoekende mens, in plaats van een monument van literatuur?

Conclusie: Insomnia Dromen is een geslaagde Victoriaanse thriller die Wells heruitvindt als protagonist in een strijd om de toekomst. Het is rijk aan sfeer, thematisch ambitieus en stilistisch zorgvuldig. De voorspelbaarheid van sommige plotlijnen en de vlakheid van bijfiguren zijn zwakke plekken, maar ze wegen niet op tegen de kracht van het geheel. Eekhaut bewijst dat je met klassieke ingrediënten, mist, magie, macht, nog altijd een roman kunt maken die zowel beklijft als prikkelt. En voor EdgeZero is dit een klein juweel: een boek dat eer bewijst aan het genre.

Petra Swaelmans
Horror recensente & Wednesday lookalike



zaterdag 9 augustus 2025

Het lied van Kali - Dan Simmons

Sommige romans dragen hun gruwel als een sluier, dun en doorzichtig, waardoor je het gevaar alleen maar vermoedt. Lied van Kali is geen van die romans. Simmons trekt je in de eerste pagina’s al mee in een Calcutta dat zo verstikkend en vuil is dat je bijna denkt dat het stinkt tussen je eigen muren. Geen toeristisch gidsje, geen exotische lofzang op ‘oosterse mystiek’, maar een stad als demonisch organisme: stinkend, onverschillig, en genadeloos in zijn uitwerking op de hoofdpersoon.

Het plot is op papier simpel: een Amerikaanse dichter reist naar India om een verloren gewaand manuscript van de legendarische poëet M. Das in ontvangst te nemen. In werkelijkheid is het een afdaling in een web van leugens, corruptie en cultische wreedheid. Simmons gebruikt de stad en haar bewoners niet als decor maar als antagonist, meer dreigend dan de menselijke en bovennatuurlijke vijanden die we tegenkomen.

De kracht van het boek ligt in zijn meedogenloze toon. Er is geen moment van ademruimte, geen troostende gedachte dat het allemaal wel goed komt. De realistische beschrijvingen maken de occult-elementen niet zachter, maar juist aannemelijker. De cultus van Kali voelt niet als folklore maar als een sluimerende ziekte die iedereen besmet die te dichtbij komt.

Simmons schuwt geen lelijke details: vuilnis, dode lichamen in de rivier, zweet dat plakt aan kleding. Die rauwheid voorkomt dat het verhaal verzandt in exotisme. Tegelijkertijd is de verteller zelf geen toonbeeld van morele verhevenheid—zijn arrogantie, ongeduld en haast naïeve geloof in controle maken hem kwetsbaarder dan hij zelf denkt.

Wie dit boek leest, moet bereid zijn zich te laten meesleuren in een narratief dat evenveel over menselijke kleinheid vertelt als over goddelijke wreedheid. Er is geen heldhaftige catharsis, alleen een naargeestige nabrander die je achterlaat met het gevoel dat Calcutta zelf de winnaar is. En misschien, heel misschien, ook Kali.

Kortom: een rauwe, verstikkende en moreel verontrustende roman die zich niets aantrekt van je comfortzone. Simmons bewijst hier dat horror niet altijd bovennatuurlijk hoeft te zijn om je vol walging en fascinatie naar het laatste woord te laten lezen.

Lied van Kali is geen simpele horrorroman maar een studie in morele erosie, verpakt in een zinderende setting. De stad, de cultus, de psychologische druk—alles werkt samen om te laten zien dat de grens tussen beschaving en barbarij flinterdun is. Simmons’ kracht zit in het weglaten van een bevredigende oplossing; de lezer blijft achter in dezelfde vuiligheid en onzekerheid als de hoofdpersoon.

Petra Swaelmans
Horror recensente en Wednesday-lookalike


donderdag 7 augustus 2025

Iets kleins, iets hongerigs - Eddy C. Bertin

 

Er zijn auteurs wier werk niet gelezen wordt, maar beleefd. Eddy C. Bertin is er zo een. In Iets klein, iets hongerigs worden we uitgenodigd om door een schemerzone te wandelen waarin realiteit, droom en verval in elkaar grijpen als rotte tanden in een kauwgom van vergetelheid. Deze bundel, een tijdscapsule van genregruwel uit een tijd waarin horror nog niet gestroomlijnd en gepasteuriseerd was, laat zich lezen als een literair echo-apparaat: elke bladzijde weerklinkt met angsten die we dachten vergeten te zijn.

Wat opvalt is de taal. Geen lieflijke gothic hier, geen barokke sieraden op het proza, maar vleesgeworden nachtmerrie, direct en toch beladen. Zijn verhalen zijn opgebouwd uit herinneringen, spiegelbeelden en hallucinaties. En telkens weer die hongerige stilte aan het einde.

Een bundel voor de echte fijnproever van de schaduwzijde van de literatuur. En voor wie durft te erkennen dat het kleinste het dodelijkst kan zijn.

Afijn, mijn bescheiden mening over deze verhalen:

De schim die aan mijn venster krabt
Een klassiek spookverhaal met meer sfeer dan substantie. De dreiging blijft te veel op afstand, maar de stijl is degelijk. Jammer van de voorspelbaarheid.

Iets klein, iets hongerigs
Bijzonder suggestief en beklemmend. Het kleine is hier werkelijk dodelijk. Bertin beheerst het impliciete gevaar als een chirurg met een bot mes. Subtiel gruwelijk.

De man die zijn verleden wiste
Sterk concept, matige uitwerking. De horror zit hier in existentiële leegte, maar mist emotionele slagkracht. Je voelt meer idee dan impact.

De stilte van het hart
Melancholisch en verstild. Bijna meer liefdesverhaal dan horror. De toon is secuur gekozen, maar de spanningsboog zakt net iets te vroeg in.

In een huis vol schimmen
Gothic in de kern. Klassieke thema's, sterke sfeerzetting, maar geen verrassingen. Alsof je een goed gebouwde graftombe betreedt: indrukwekkend, maar verwacht.

De laatste kamer
Huiveringwekkend klein gehouden. De horror zit in het onvermijdelijke, het onafwendbare. Geen spektakel, maar een rilling die lang blijft hangen. Een van de sterkere.

De trap naar de afgrond
Een oefening in daling, letterlijk en figuurlijk. Fragmentarisch verteld, wat de nachtmerrielogica versterkt. Interessant, maar voelt onaf.

De glimlach van de goden
Te veel mystiek, te weinig gratie. De pretentie druipt ervan af, maar het verhaal weet geen echte ontzag of vrees op te roepen.

De droom van de minnaar
Zwoel en zompig, maar met een snijdende ondertoon. De grens tussen droom en obsessie vervaagt effectief. Elegant, met een rotte pit.

Een kille wind uit het verleden
Degelijk, doch standaard. De wending laat zich te snel raden. Geen misser, maar zeker geen uitschieter. De kou blijft aan de oppervlakte.

De worm in de appel
Bijt je in de ziel. Gruwelijk op het juiste moment, zonder overdrijving. Eén van de parels in deze bundel. Hard, helder, huiveringwekkend.

De echo van de schreeuw
Sterke openingsscène, zwakkere ontknoping. De echo vervaagt net iets te snel. Meer opbouw dan afbouw. Potentieel dat niet helemaal benut wordt.

Iets dat wacht
Langzaam, dreigend, bijna Lovecraftiaans. De suggestie overheerst, de ontlading is minimaal. Voor fijnproevers van de stille terreur.

Geen weg terug
Een grimmige parabel over schuld en verdoemenis. Compact, effectief, en wrang. De slotzin hakt erin.

Het gezicht in de spiegel
De klassieker in een nieuw jasje. Niets nieuws onder de zon, maar technisch knap gebracht. Spiegelbeeldige horror die blijft boeien.

 

Er rust iets melancholisch op deze bundel, alsof men door een verlaten museum van de horror dwaalt, waar de vitrines stof verzamelen maar de inhoud nog steeds knaagt. Iets klein, iets hongerigs is onmiskenbaar een product van zijn tijd: de vertelstijl is bedachtzaam, de spanningsopbouw traag, en de gruwel vaak meer gesuggereerd dan getoond. Wie de huidige horror gewend is, rauw, expliciet, vaak hypermodern in vorm, zal deze verhalen misschien ‘tam’ noemen. En ja, soms zijn ze dat ook.

Maar wie de moeite neemt om verder te kijken dan het oppervlak, vindt hier een schrijver met oog voor psychologische ontwrichting, existentiële dreiging en stilistische precisie. Bertin wist dat echte horror niet schreeuwt, maar fluistert. Zijn verhalen herinneren ons eraan dat angst geen spektakel behoeft om te blijven steken.

In die zin is deze bundel nog steeds relevant: als tijdsdocument, als literaire verkenning van de horror, en als bewijs dat subtiele terreur niet minder effectief is dan bloederige climaxen. Bertin was een vakman. Misschien geen revolutionair, maar wel een meester van de suggestie. En dat is zeldzaam geworden.

Petra Swaelmans
Horror recensente en Wednesday-lookalike



Vreemde Steden, Bijzondere Oorden - The Sequel

Wie Vreemde Steden, Bijzondere Oorden I heeft gelezen, zal in dit tweede deel veel herkenning vinden, al is het maar vanwege de aansluitend...

Meest bezoch