Wie Vreemde Steden, Bijzondere Oorden I heeft gelezen, zal in dit tweede deel veel herkenning vinden, al is het maar vanwege de aansluitende kaften, en tegelijk merken dat de bundel een paar duidelijke verschuivingen maakt. Deel I was een ontdekkingsreis: een caleidoscoop van nieuwe stemmen en vertrouwde namen die het thema vooral gebruikten om originele settings te schetsen. Het voelde soms nog als een verkenningstocht: veel sfeer, soms schetsmatig, vaak nieuwsgierig experimenterend.
Deel II is zelfverzekerder en breder van toon. De redactie durft langere cycli en samenhangende stadportretten te brengen (zoals Diastima of Orsenna), waar deel I vaker losse, kortere schetsen bood. De kwaliteit van de wereldbouw is gemiddeld hoger: meer auteurs nemen de tijd om hun stad een geschiedenis, economie en sociale structuur te geven in plaats van enkel een exotisch decor. Toch heeft deel I iets dat hier soms ontbreekt: een rauwe frisheid, het gevoel dat auteurs het thema voor het eerst aftasten en onverwachte hoeken opzoeken. In dit tweede deel zie je vaker vakmanschap en herhaling van bekende registers, professioneel, maar minder verrassend.
Sterker dan in I
is hier de variatie in toon: harde SF naast gotische fabels, melancholieke
reisverhalen naast spitse satires. De gevestigde namen drukken hun stempel,
soms tot het voorspelbare af, terwijl nieuwe stemmen wat minder verrassen dan
destijds. Maar als geheel is deel II ambitieuzer en consistenter; wie deel I
waardeerde om de sprankelende diversiteit, zal hier vooral genieten van het
rijpere vakmanschap en de beter uitgewerkte vreemde steden.
En wat vond ik
uiteindelijk van dit tweede deel? Laten we er een reisje aan wagen.
Het zwarte
meer (Johan Klein Haneveld)
Klein Haneveld
opent de bundel met een cyclus die meteen de toon zet: het zwarte meer is
lokmiddel en valkuil, een plek die verlangens spiegelt en genadeloos
teruggeeft. Slim is de keuze om de stad rond het meer te tonen in losse
verhalen; zo krijgen we telkens een ander perspectief, van vakantiegangers tot
vissers en opportunisten.
De schrijver
excelleert in sfeer: pijnboombossen, de obsidiaanzwarte vlakte die licht
opslokt, het toeristische stadje dat tegelijk banaal en dreigend voelt.
Vakantie en Goede vangst ademen subtiele spanning; Beste vrienden en Hun
verdiende loon draaien verlangens venijnig om. De toon blijft melancholiek en
wrang.
Zwak is de
herhaling: vaak dezelfde structuur — nieuwsgierige buitenstaander ontmoet
raadselachtige kracht. Het meer blijft mysterieus maar statisch; wie op nieuwe
onthullingen hoopt, krijgt variaties op hetzelfde motief.
Als opening sterk
en thematisch zuiver: degelijk geschreven, sfeervol en programmatisch, maar
meer variatie in toon en risico’s had het memorabeler gemaakt.
Diastima (Django Mathijsen & Anaïd Haen)
Met Diastima
verplaatsen Mathijsen en Haen ons van het mysterieuze meer naar een bruisende
ruimtestad vol dokken, corridors en moreel grijze figuren. Waar Klein Haneveld
introspectief blijft, ademt dit pure space opera: piraten, verstekelingen en
reparatiewerven in een rommelige, levendige kosmos.
Het
openingsverhaal Breedheler253247’s vlucht is raak: een jonge
verstekeling zoekt vrijheid in een universum dat vrouwen hun eicellen afpakt,
maatschappijkritisch én avontuurlijk. Dialogen zijn vlot, de setting heeft die Firefly-achtige
lived-in sfeer met eigentijdse thema’s.
Niet alles
overtuigt: meerdere verhalen herhalen het patroon van sabotage en achtervolging
in nauwe gangen. De stad voelt soms meer decor dan doorleefde cultuur.
Toch blijft dit
vermaak met hart: energiek, toegankelijk, met menselijke drijfveren. Minder
subtiel dan Klein Haneveld, maar levendiger en eigentijdser, een sterke tweede
zet die de bundel opentrekt naar interstellaire vrijhavens.
De
mistlanden van de equinox (Jaap Boekestein & Tais Teng)
Na de strakke
eenheid van het Zwarte Meer en de pulpenergie van Diastima duiken we
hier een labyrint van verhalen binnen. Boekestein en Teng brengen hun
kenmerkende barok: taal die krult en kronkelt, beelden die over elkaar
buitelen, werelden vol bizarre goden, robotsteden, verboden poorten en
decadente paleizen. Een ruiker edelweiss van Gods Sabeltand en Klaverhoning
in gouden kruiken openen met exuberante verbeeldingskracht; de schrijvers
schetsen steden als levende sprookjesboeken waarin waanzin en humor hand in
hand gaan.
Het mooiste is
hoe de “mistlanden” tegelijk droom en nachtmerrie worden: flarden steampunk,
occultisme en kosmisch absurdisme vermengen zich tot een universum dat nergens
logisch hoeft te zijn maar altijd zintuiglijk blijft. Soms voelt het als Jack
Vance die op vakantie gaat in Lovecrafts droomlanden en daar een lading
hallucinogenen proeft.
De keerzijde:
niet elke tekst draagt even goed. Sommige verhalen lijken vooral een vehikel om
nog een nieuw wonderlijk detail te introduceren, zonder sterke plot. Wie houdt
van strakke narratieven kan verdwalen in de taalwaterval. En het duo herhaalt
bekende trucs: de ironische verteller, het tongue-in-cheek godendom, de “o kijk
eens wat vreemd”-esthetiek.
Toch is dit een
onmiskenbaar rijk en flamboyant hoogtepunt in de bundel. Boekestein en Teng
weten als geen ander hoe je een stad tegelijk mythisch, grotesk en verleidelijk
maakt. Wie zich durft over te geven aan hun taalcircus, wordt rijk beloond.
Torbelhaven (Laura Scheepers)
Na het barokke
vuurwerk van Boekestein & Teng voelt Torbelhaven als een onverwachte
adempauze. Scheepers kiest voor een compacte havenstad vol mist en intriges,
waar elke steeg een geheim draagt en magie nooit ver weg is. De vijf verhalen, van
De Stormsteen tot Gauwdiefje, weven samen een stad die doet denken aan Venetië
op zijn somberst, maar dan met een sluimerend bovennatuurlijk randje.
Scheepers
schrijft trefzeker en beeldrijk: de geur van nat hout en pek, de echo van
voetstappen op kadeplanken, het zachte zoemen van iets dat misschien wel een
vloek is. De personages zijn kleine lieden, smokkelaars, marktkooplui, kinderen
die te veel zien. Dat geeft de stad een rauwe, intieme schaal. In De Stormsteen
en De branden voel je het gevaar van oncontroleerbare krachten; De Wacht en
Gauwdiefje geven juist meer menselijke emotie en stille rebellie.
Niet elk verhaal
heeft een sterke clou; soms eindigt het meer als sfeerbeeld dan als afgeronde
vertelling. Toch stoort dat hier minder: Torbelhaven leeft vooral in flarden en
geuren. Het is geen stad van grote heroïek, maar van sluipwegen en stil verdriet
— en dat maakt deze cyclus een ingetogen, sfeervol juweel na al het flamboyante
geweld van de voorafgaande hoofdstukken.
Rimani (Karlien van Houtte)
Met Rimani
krijgen we een stad die zich presenteert als een zonnige Italiaanse
ansichtkaart, maar onder de pleinen en terrassen kraken geheimen. Van Houtte
schrijft met een lichte, elegante pen: Lente in Rimani opent bijna
filmisch — zonovergoten straten, geur van koffie, flarden muziek — en lokt je
vervolgens een subtiel spel van misleiding en identiteitsverwisseling in.
De vier verhalen
spelen slim met schijn en werkelijkheid. In Op de loer en Persoonsverwisseling
verschuift de stad als een toneeldecor: personages denken te weten wie ze zijn
en waar ze wonen, tot Rimani zelf hun identiteit ondermijnt. Twee bier
brengt een melancholische toets: vriendschap en verlies tegen het decor van een
stad die tegelijk gastvrij en genadeloos kan zijn.
Stilistisch is
dit verfijnd: Van Houtte heeft gevoel voor ritme en weet precies hoeveel detail
ze nodig heeft om Rimani te laten ademen zonder het te overladen. Toch mist
soms spanning; sommige verhalen kabbelen meer dan ze snijden, waardoor de stad
iets te veilig blijft.
Toch is Rimani
een welkome zachte schakering in de bundel: minder bombast, meer psychologische
resonantie. Een stad die je niet overdondert, maar langzaam binnendringt en nog
even blijft hangen zodra je denkt haar te begrijpen.
Lamento’s
van Lamprey (Jan
J.B. Kuipers)
Kuipers trekt ons
uit de mediterrane warmte van Rimani en dompelt ons onder in Lamprey: een stad
die kraakt, zweet en langzaam uit elkaar lijkt te vallen. De vier verhalen — Therapie
voor een stad, Een been voor de revolutie, De dag dat het
IJkgebouw vervaagde en Hotel Argosie — vormen samen een portret van
stedelijk verval, bureaucratische waanzin en stille opstand.
Kuipers schrijft
met zijn bekende mengsel van melancholie en maatschappijkritiek. In Therapie
voor een stad krijgt Lamprey bijna een eigen psyche: een plaats die ziek is
aan herinneringen en pogingen tot genezing ondergaat. Een been voor de
revolutie en IJkgebouw hebben een scherpe, soms absurdistische
satire op macht en verandering, terwijl Hotel Argosie een intiem, bijna
nostalgisch slotakkoord vormt.
Sterk is de toon:
droog, ironisch, met een onderstroom van verloren idealen. Lamprey voelt oud en
moe, maar weigert dood te gaan. Kuipers is meester in het laten schuren van
mens en stad. Minder sterk: de verhalen missen soms emotionele urgentie; het
blijft observerend en beredeneerd, zelden meeslepend.
Als geheel is Lamento’s
van Lamprey een intelligente, somber-poëtische intermezzo in de bundel —
minder spectaculair dan de mistlanden of Diastima, maar vol rafelige schoonheid
voor wie houdt van steden die langzaam in hun eigen verleden wegzinken.
Neutraal (Marius Vahlkamp)
Op het eerste
gezicht is Neutraal strak en afstandelijk: een stad die neutraliteit tot
hoogste goed verheft. Maar wie dieper kijkt, ziet hoe Vahlkamp een
geraffineerde dissectie uitvoert van onze drang om veiligheid en
rechtvaardigheid te codificeren, en hoe zo’n streven kan ontaarden in
ontmenselijking.
- Hospitaal gaat niet alleen over een kil zorgsysteem,
maar over het verlies van kwetsbaarheid als moreel kompas. In een wereld
waar genezen gelijkstaat aan “functioneren”, wordt menselijkheid
gereduceerd tot bruikbaarheid.
- Arsenaal toont hoe neutraliteit de ultieme
legitimatie kan worden voor geweld: als niemand schuld draagt, wordt doden
een procedure. De stad is een metafoor voor bureaucratische oorlogsvoering
en drone-ethiek.
- Animaal breekt de grens tussen mens en dier af, maar
stelt vooral de vraag: wie bepaalt waardigheid als empathie niet langer
vanzelfsprekend is? De koele blik waarmee het verhaal dit onderzoekt, is
zelf een commentaar op morele verdoving.
- Voorvoeltaal laat een samenleving zien die empathie
probeert te simuleren om neutraliteit vol te houden — en zo haar laatste
menselijke kern verraadt. Het is een subtiel dystopisch portret van
data-ethiek, AI en algoritmisch bestuur.
Stilistisch
blijft Vahlkamp beheerst, bijna klinisch. Dat is geen gebrek, maar een bewuste
keuze: de vorm weerspiegelt de wereld die hij bekritiseert. Juist die droogte
legt de morele leegte bloot.
Neutraal is dus geen koude vingeroefening, maar
een spiegel voor technocratische samenlevingen die empathie offeren op het
altaar van efficiëntie en veiligheid. Het is cerebrale, maar ongemakkelijk
actuele SF en misschien wel een van de meest verontrustende steden in de
bundel.
La’el –
verhalen van de kruipers van de nacht (Marie-Louise Hellemons)
Met La’el
krijgen we een stad die zindert van mythe en donker verlangen. In vijf verhalen,
De vluchteling, De premiejager, De sjamaan, De
gouverneur, De schipper, voert Hellemons ons een wereld binnen die
tegelijk oeroud en gevaarlijk nieuw voelt. La’el is een nachtpaleis vol
schaduwen, waar kruipers sluipen door vergeten tunnels en macht wordt
uitgeoefend via fluisteringen en rituelen.
Opvallend is de
sfeer: stoffige markten bij fakkellicht, vochtige gewelven, schemerige paleizen
waar woorden gevaarlijker zijn dan wapens. Hellemons schrijft gedragen,
poëtisch, met sprookjesachtige gruwel. Vooral De sjamaan en De
gouverneur ademen fatalisme: traditie en magie wurgen elke poging tot
verzet.
Onderliggend
speelt een scherp machtsverhaal. La’el vermorzelt vluchtelingen, jager en prooi
wisselen, hiërarchie schuilt achter bijgeloof. De kruipers dragen verboden
kennis en symboliseren regimes die zich achter traditie verschuilen.
Niet elk verhaal
heeft een sterke plot; soms blijft het bij sfeer en fragmenten. Maar wie zich
laat meevoeren ontdekt een donkere, symbolisch geladen stad die fluistert over
macht, uitsluiting en gevaarlijke rituelen.
Kronieken
uit Orsenna (Guido
Eekhaut)
Eekhaut keert
terug naar Orsenna, een stad die hij al in de jaren ’90 bij Babel Publications
verkende, en doet dat met zichtbaar plezier én literaire beheersing. De negen
verhalen, van Het huwelijk tot De Machine Droomt, vormen samen
een caleidoscoop van politieke intrige, vergeten technologie en filosofisch
verlangen. Orsenna is geen decor maar een organisme: labyrintisch, oud en
tegelijk doordrongen van stille vooruitgang.
Eekhaut
excelleert in sfeervolle beschrijvingen: brede esplanades, schimmige
gildenhuizen, melancholieke kanalen. Het huwelijk en De transactie
tonen hoe macht en liefde elkaar corrumperen; Het Gilde en Het Geloof
leggen een onderstroom van spirituele honger bloot; De Machine Droomt is
een bijna cybernetische parabel over bewustzijn en vergetelheid.
Onder de
oppervlakte onderzoekt hij hoe steden geheugen opslaan: in steen, in
instituties, in mythe. Orsenna is tegelijk een machtsapparaat en een
droomfabriek: wie er woont, wordt ingekapseld in verhalen die groter zijn dan
het individu. Die thematiek geeft deze cyclus gewicht en diepte boven het pure
decorbouw.
Niet elk verhaal
is even messcherp; soms blijft de plot ondergeschikt aan sfeer. Maar de taal is
beheerst, de toon rijp en bedachtzaam. Kronieken uit Orsenna is geen
spektakel, maar een stad die langzaam onder je huid kruipt en je laat nadenken
over macht, geheugen en identiteit.
Lentemeer (Olivier Sted)
Na de historische
grandeur van Orsenna voelt Lentemeer als een verstilde adempauze. Sted
schetst een meer en zijn omliggende nederzetting in zes losse schetsen, Justus,
Nazuma, Natan, Oolke, Tath Smilskaeg en Felix,
die samen een mozaïek vormen van kleine levens rond een ogenschijnlijk gewoon
water.
De kracht zit in
subtiliteit. Sted schrijft eenvoudig maar trefzeker; hij laat veel
onuitgesproken en schetst karakters met een paar rake pennenstreken. In Justus
voel je jeugdige onzekerheid, in Nazuma het stille verlies van wortels, Tath
Smilskaeg en Felix geven een melancholiek randje aan ouder worden en
verdwijnen. De stad zelf, of eigenlijk het dorp, komt niet via grootse mythes
tot leven, maar via schaduwen, weerkaatsingen en kleine drama’s.
Onder de
oppervlakte onderzoekt Sted hoe plaats en identiteit verstrengeld raken: wie
blijft, wie vertrekt, wie verdwijnt zonder sporen. Lentemeer is minder
groots dan de andere steden, maar des te menselijker.
Het nadeel:
sommige verhalen kabbelen; ze missen spanning of dramatische boog. Maar wie
gevoelig is voor kleinmenselijke melancholie en de stilte van water, vindt hier
een verstild pareltje dat subtiel contrasteert met de uitbundige werelden
elders in de bundel.
Een dag in
het Emporium Universalis (Tais Teng & Roelof Goudriaan)
Na het ingetogen Lentemeer
barst hier opnieuw de verbeelding los. Het Emporium Universalis is een
groteske, eindeloze warenmarkt waar alles — werkelijk álles — te koop lijkt:
magische diensten, vergeten goden, tweedehands eeuwigheid. De negen verhalen,
van De piccolo tot De piccolo, reprise, voelen als wandelingen
door een surrealistisch koopparadijs waar humor, absurdisme en kosmische logica
botsen.
Tais Teng en
Roelof Goudriaan combineren speelsheid met bizarre vondsten: een piccolo die
werelden opent, een ober die trollen serveert, een schrijvenaar met
bavianenkop. Het duo schrijft barok, snel en met een knipoog; je voelt hun
plezier in het stapelen van wonderlijke winkeltjes en vreemde personages.
Onderliggend zit
hier een scherpe ironie over consumptie en verlangen. Alles is te koop, zelfs
tweede kansen, maar wie koopt verliest gaandeweg zichzelf. De verhalen zijn ook
een ode aan verhalenvertellers: handelaren in dromen die meer beloven dan ze kunnen
leveren.
Niet elk stuk
heeft narratieve spanning; sommige zijn eerder literaire curiosa dan afgeronde
vertellingen. Maar de levendigheid en fantasie zijn onweerstaanbaar. Het
Emporium is een kermis van ideeën: chaotisch, bij vlagen overdadig, maar
onvergetelijk en een vrolijk tegengewicht voor de meer bedachtzame steden in de
bundel.
Verhalen
van Verre (Rebecca
Palmas)
Palmas kiest voor
verstilde, emotioneel geladen vertellingen rond een verre, niet precies
benoemde stad. De vier verhalen, Dag van Vernieuwing, Eerste Les,
Afscheid en Gebroken Beloften, voelen als brieven uit een plek
waar tijd traag stroomt en afscheid onafwendbaar is.
De kracht zit in
eenvoud en emotionele precisie. Palmas schrijft helder en ongeforceerd; elke
scène krijgt net genoeg detail om sfeer te scheppen, nooit te veel. Dag van
Vernieuwing ademt hoop en breekbaarheid, Eerste Les onderzoekt de
prijs van volwassen worden, Afscheid en Gebroken Beloften tonen
liefde en verlies zonder sentiment.
Onder de
oppervlakte gaat het hier over migratie en herinnering: hoe we vertrekken,
terugkeren of merken dat de plek die we verlaten nooit meer dezelfde wordt. De
stad is minder concreet dan elders in de bundel, maar functioneert als
emotionele ruimte, een spiegel voor heimwee en verandering.
Wie spektakel
zoekt, vindt dit wellicht te stil; Palmas weigert barok of plotgedreven actie.
Maar wie openstaat voor intieme, sobere vertellingen wordt beloond met zachte
melancholie en een subtiele resonantie die nawerkt wanneer de drukte van andere
verhalen is weggeëbd.
Étrange 34 (Mike Jansen)
Waar veel
bijdragen in deze bundel een stad bouwen, trekt Jansen het perspectief radicaal
open: Étrange 34 is geen stad maar een volledig zonnestelsel, ver
voorbij de menselijke ruimte, waar exploratie, handel en overleven nieuwe
betekenissen krijgen. Deze tien verhalen, van Aankomst tot Tienkamp, vormen samen geen losse schetsen, maar een kosmisch mozaïek waarin
wetenschap, mythologie en menselijke moraal botsen.
Op de oppervlakte
lees je avonturen: ontdekking van vreemde biosferen, handel met obscure
culturen, ontmoetingen met wezens die ons begrip tarten. Maar onder de laag van
SF-spektakel broeit veel meer. Jansen onderzoekt de ethiek van kolonisatie:
elke landing is ook een inbreuk, elke deal een machtsverhouding. Hij toont hoe
menselijkheid verschuift in een grensgebied waar wetten verdampen en overleven
primeert. In Eten of gegeten worden wordt dat lijfelijk en beangstigend;
Nullveld en Kernachtig tonen existentiële leegte en
identiteitsverlies; Schuld en boete legt morele rekenschap bloot in een
universum zonder vaste morele bakens.
Sterk is ook hoe
Étrange 34 zich gedraagt als een soort levende archipel van verhalen. Elke
planeet of locatie is een spiegel voor een ander facet van de menselijke drang:
nieuwsgierigheid, hebzucht, schuld, verzet, spel. Het zonnestelsel zelf wordt
zo een metafoor voor de eindeloze uitdijing van menselijke verlangens en de
gevaren van ongebreidelde expansie.
Stilistisch is
Jansen beheerst maar rijk; hij schakelt soepel tussen technische
geloofwaardigheid en poëtische verontrusting. Waar sommige verhalen in eerdere
lezing vooral schetsmatig leken, blijken ze juist fragmenten van een groter
geheel: kleine vensters op een kosmos die weigert volledig verklaard te worden.
Het geheel voelt
daardoor niet meer als losse episodes maar als een volwassen, bijna literaire
space opera over grenzen en grensoverschrijding. Étrange 34 is een
passende climax voor de bundel: groots in schaal, filosofisch geladen, en
tegelijk avontuurlijk genoeg om te vermaken. Het toont hoe Nederlandse SF niet
hoeft te kiezen tussen hard science en diepe thematiek — Jansen laat zien dat
beide elkaar kunnen versterken en zo een werkelijk vreemde, maar overtuigende
toekomst scheppen.
Met Vreemde Steden, Bijzondere Oorden II levert EdgeZero een bundel af die laat zien hoe volwassen de Nederlandstalige fantastische literatuur inmiddels is. Waar deel I vooral sprankelde van nieuwsgierigheid en experiment, straalt dit tweede deel meer zelfvertrouwen en vakmanschap uit. De redacteuren durven langere cycli en ambitieuze universa te brengen; van het intieme Torbelhaven tot de barokke mistlanden, van de cerebrale koude van Neutraal tot de kosmische reikwijdte van Étrange 34.
Het boek is niet
vlekkeloos. Er zitten verhalen bij die vooral sfeer schetsen zonder echte
spanning, en sommige auteurs herhalen bekende trucs. Maar de variatie is
indrukwekkend: introspectieve reizen naast pulpende ruimte-avonturen, poëtische
mythen naast harde ideeën-SF. Belangrijker: veel bijdragen tonen dat
Nederlandse en Vlaamse fantastiek zich niet langer hoeft te verschuilen achter
anglicismen of halfslachtige werelden; hier wordt met lef en literaire ambitie
gebouwd.
Wie een volledig
gelijkmatig niveau verwacht, zal soms struikelen; wie zich echter laat meenemen
door de grillige tocht langs meren, markten, havens en verre zonnestelsels,
ontdekt een bonte en volwassen staalkaart van het genre. Deel II bewijst dat
het concept “vreemde steden” nog lang niet is uitgeput. Integendeel, het groeit
mee met zijn schrijvers, en met de verbeeldingskracht van een hele scene.
Petra
Swaelmans
Horror recensente en Wednesday look-alike
Ik kreeg nog de
vraag van een kennis: wat vond jij het beste uit de bundel? Nou …
Mijn top 5:
- Étrange 34 – Mike Jansen
Groots en kosmisch: een volledig zonnestelsel als morele speeltuin én nachtmerrie. Hard SF met filosofische diepte en zinderend avontuur. - De mistlanden van de equinox – Jaap
Boekestein & Tais Teng
Barok, uitzinnig en vol taalplezier. Een hallucinante droomwereld waar mythe, humor en kosmisch absurdisme samenkomen. - Neutraal – Marius Vahlkamp
Koud en conceptueel briljant: een dystopie over technocratie en empathieverlies, subtiel en ongemakkelijk actueel. - Torbelhaven – Laura Scheepers
Intiem en atmosferisch: een havenstad vol sluipwegen en stille tragedies, prachtig klein gehouden na alle bombast. - La’el – Marie-Louise Hellemons
Broeierig en mythisch: rituelen, macht en uitsluiting in een nachtelijke stad vol fluisteringen en gevaarlijke tradities.
(Eervolle
vermelding: het speelse en chaotische Emporium Universalis, een kermis van
verbeelding en satire.)
Tais Teng: mooie uitgebreide en doordachte commentaren. Dank je. Je bent mijn favoriete bespreekster!
BeantwoordenVerwijderenDank, heer Teng, het is altijd weer een genot uw spinsels te mogen aanschouwen...
BeantwoordenVerwijderen