Er zijn auteurs wier werk niet
gelezen wordt, maar beleefd. Eddy C. Bertin is er zo een. In Iets klein, iets hongerigs worden we
uitgenodigd om door een schemerzone te wandelen waarin realiteit, droom en
verval in elkaar grijpen als rotte tanden in een kauwgom van vergetelheid. Deze
bundel, een tijdscapsule van genregruwel uit een tijd waarin horror nog niet
gestroomlijnd en gepasteuriseerd was, laat zich lezen als een literair
echo-apparaat: elke bladzijde weerklinkt met angsten die we dachten vergeten te
zijn.
Wat
opvalt is de taal. Geen lieflijke gothic hier, geen barokke sieraden op het
proza, maar vleesgeworden nachtmerrie, direct en toch beladen. Zijn verhalen
zijn opgebouwd uit herinneringen, spiegelbeelden en hallucinaties. En telkens
weer die hongerige stilte aan het einde.
Een
bundel voor de echte fijnproever van de schaduwzijde van de literatuur. En voor
wie durft te erkennen dat het kleinste het dodelijkst kan zijn.
Afijn, mijn bescheiden mening
over deze verhalen:
De schim die aan mijn
venster krabt
Een klassiek spookverhaal met meer sfeer dan substantie. De dreiging blijft te
veel op afstand, maar de stijl is degelijk. Jammer van de voorspelbaarheid.
Iets klein, iets hongerigs
Bijzonder suggestief en beklemmend. Het kleine is hier werkelijk dodelijk.
Bertin beheerst het impliciete gevaar als een chirurg met een bot mes. Subtiel
gruwelijk.
De man die zijn verleden wiste
Sterk concept, matige uitwerking. De horror zit hier in existentiële leegte,
maar mist emotionele slagkracht. Je voelt meer idee dan impact.
De stilte van het hart
Melancholisch en verstild. Bijna meer liefdesverhaal dan horror. De toon is
secuur gekozen, maar de spanningsboog zakt net iets te vroeg in.
In een huis vol schimmen
Gothic in de kern. Klassieke thema's, sterke sfeerzetting, maar geen
verrassingen. Alsof je een goed gebouwde graftombe betreedt: indrukwekkend,
maar verwacht.
De laatste kamer
Huiveringwekkend klein gehouden. De horror zit in het onvermijdelijke, het
onafwendbare. Geen spektakel, maar een rilling die lang blijft hangen. Een van
de sterkere.
De trap naar de afgrond
Een oefening in daling, letterlijk en figuurlijk. Fragmentarisch verteld, wat
de nachtmerrielogica versterkt. Interessant, maar voelt onaf.
De glimlach van de goden
Te veel mystiek, te weinig gratie. De pretentie druipt ervan af, maar het
verhaal weet geen echte ontzag of vrees op te roepen.
De droom van de minnaar
Zwoel en zompig, maar met een snijdende ondertoon. De grens tussen droom en
obsessie vervaagt effectief. Elegant, met een rotte pit.
Een kille wind uit het verleden
Degelijk, doch standaard. De wending laat zich te snel raden. Geen misser, maar
zeker geen uitschieter. De kou blijft aan de oppervlakte.
De worm in de appel
Bijt je in de ziel. Gruwelijk op het juiste moment, zonder overdrijving. Eén
van de parels in deze bundel. Hard, helder, huiveringwekkend.
De echo van de schreeuw
Sterke openingsscène, zwakkere ontknoping. De echo vervaagt net iets te snel.
Meer opbouw dan afbouw. Potentieel dat niet helemaal benut wordt.
Iets dat wacht
Langzaam, dreigend, bijna Lovecraftiaans. De suggestie overheerst, de ontlading
is minimaal. Voor fijnproevers van de stille terreur.
Geen weg terug
Een grimmige parabel over schuld en verdoemenis. Compact, effectief, en wrang.
De slotzin hakt erin.
Het gezicht in de spiegel
De klassieker in een nieuw jasje. Niets nieuws onder de zon, maar technisch
knap gebracht. Spiegelbeeldige horror die blijft boeien.
Er rust iets melancholisch op
deze bundel, alsof men door een verlaten museum van de horror dwaalt, waar de
vitrines stof verzamelen maar de inhoud nog steeds knaagt. Iets klein, iets hongerigs is onmiskenbaar een product van
zijn tijd: de vertelstijl is bedachtzaam, de spanningsopbouw traag, en de
gruwel vaak meer gesuggereerd dan getoond. Wie de huidige horror gewend is,
rauw, expliciet, vaak hypermodern in vorm, zal deze verhalen misschien ‘tam’
noemen. En ja, soms zijn ze dat ook.
Maar
wie de moeite neemt om verder te kijken dan het oppervlak, vindt hier een
schrijver met oog voor psychologische ontwrichting, existentiële dreiging en
stilistische precisie. Bertin wist dat echte horror niet schreeuwt, maar fluistert.
Zijn verhalen herinneren ons eraan dat angst geen spektakel behoeft om te
blijven steken.
In die zin is deze bundel nog steeds
relevant: als tijdsdocument, als literaire verkenning van de horror, en als
bewijs dat subtiele terreur niet minder effectief is dan bloederige climaxen.
Bertin was een vakman. Misschien geen revolutionair, maar wel een meester van
de suggestie. En dat is zeldzaam geworden.
Petra Swaelmans
Horror recensente en Wednesday-lookalike
Geen opmerkingen:
Een reactie posten